‘Is het er mooi?’
‘Het is er prachtig!’
‘Romantisch?’
‘Bijzonder!’
‘En niet een beetje overdreven, daar te willen lopen?
‘Uiteraard!’
We lopen langs het smalle riviertje de Grobbach naar de Geroldsauer Wasserfall, even ten zuiden van Baden-Baden. Het is een ondiep beekje, dat vrolijk kabbelend zijn weg langzaam naar beneden zoekt en bezaaid is met stenen die roepen om erover te klimmen en klauteren. Dat doen wij niet, wij zijn hier niet zomaar en onbezonnen. Wij zijn hier met een doel. Hier, over dit pad, liepen anderhalve eeuw geleden Johannes Brahms en Clara Schumann. Met hart en ziel proberen wij hun wandeling, hun voetstappen te volgen.
Waarom toch dat zoeken naar sporen van componisten, naar de huizen waar ze gewoond hebben, de kerken waar ze getrouwd zijn, of de voetsporen waar ze liepen?
Tuurlijk is het overdreven te stellen dat wij nu nog de vibraties van de wandeling van Johannes Brahms en Clara Schumann kunnen voelen. Maar het idee is ook wel lekker. Door op zoek te gaan naar de mens Brahms hopen we wat dichter bij de componist Brahms te komen. Dat is ook precies de reden waarom er zoveel musea zijn gevestigd in huizen waar componisten ooit geleefd hebben.
De componist als genie
De componist kreeg in de 19e eeuw door uitwerking van de ideeën van Rousseau, Goethe en Schiller, en later ook Hegel, een haast ongrijpbare status. Er ontstond het beeld van een componist als genie die lijdend en strijdend in alle eenzaamheid zijn muziek schreef voor een publiek van de toekomst. Een genie die van de gewone dagelijkse beslommeringen des levens geen weet had.
Door nu juist op zoek te gaan naar tekenen van hun dagelijkse leven – door in componistenmusea naar meubels te kijken (opvallend vaak is in dit soort musea niet alleen de werkkamer van de componist gereconstrueerd, maar merkwaardigerwijs ook de slaapkamer), te kijken naar spullen van de componist in kwestie (zijn piano, zijn pennen, zijn bril, en o gruwel, in Bonn de oortoeters van Beethoven) – hopen we dichter bij de mens achter het genie te komen en tegelijkertijd dichter bij het creatieve proces dat heeft geleid tot de meesterwerken die we zo bewonderen.
En dus zochten wij naar de sporen van Brahms in de bossen rondom Baden-Baden. Het huisje waar Brahms zomers in Baden-Baden verbleef, was in verband met corona gesloten. Dat blijft nog een wens voor later. Voor nu was het genoeg om te weten hoe het zonlicht door de bomen viel.
‘Eines Morgens ging ich spazieren und wie ich an diese Stelle kam, brach die Sonne hervor und sofort fiel mir das Thema ein’. Brahms toonde aan zijn vriend, dirigent Albert Dietrich waar hij zijn inspiratie voor zijn eerste thema van zijn Hoorntrio opdeed.
Als Brahms in Baden-Baden verbleef, liep hij ochtend aan ochtend door de omgeving. Hij zocht er de eenzaamheid van de bossen op, voor hem een bron van inspiratie voor zijn composities. Brahms was berucht om zijn stevige wandeltempo en als hij iemand tegenkwam, merkte hij hem meestal niet op, verdiept in zijn muzikale gedachtes.
Tugendhaft schimpe aufs Spiel
Brahms kwam jaren achterelkaar in de zomer naar Baden-Baden. Baden-Baden was midden 19e eeuw een mondain kuuroord waar zich zomers vele prinsen, tsaren en andere rijken der aarden zich ophielden. Maar het was ook een geliefd oord voor schrijvers en musici. De fictieve stad Roulettenburg in De speler van Dostojevski is onder meer op Baden-Baden gebaseerd. Baden-Baden was de zomerhoofdstad van Europa, Parijs de winterhoofdstad. Maar dat mondaine leven was eigenlijk niet aan Brahms besteed. Als hij naar het casino ging, gaf hij zijn gewonnen geld naderhand weer terug. Dan kon hij tenminste met een gerust hart weer ‘so tugendhaft schimpen aufs Spiel wie sonst’. Spaarzaam en uitermate streng voor zichzelf.
Nee, de enig ware reden voor zijn komst naar Baden-Baden was Clara Schumann. Zij had in Lichtental, een klein dorp vlakbij Baden-Baden, een huis gekocht waar zij zomers met haar kinderen verbleef. De rest van het jaar was Clara Schumann op tournee.
In meine Tönen spreche ich
Clara Schumann en Johannes Brahms stonden elkaar zeer nauw na. Voor beiden was het dan ook haast vanzelfsprekend dat Johannes Brahms de zomers eveneens doorbracht in Baden-Baden. Al snel betrok hij een bovenverdieping in een klein huisje in Lichtental, vlak bij het landhuis van Clara Schumann. Hier, in dit huisje, rondde Brahms zijn Eerste Symfonie en Tweede Symfonie af, werkte hij aan Ein Deutsches Requiem, schreef hij de wonderschone Cellosonate in e (op. 38), het al eerder genoemde Hoorntrio én legde hij zijn ziel en zaligheid in onder meer de Liebeslieder Walzer. Brahms was namelijk heimelijk verliefd geworden op Julie Schumann, een dochter van Clara. Hij sprak zich er niet openlijk over uit. ‘In meinen Tönen spreche ich’, was het motto van Brahms.
De gedichten in de Liebeslieder Walzer van Georg Friedrich Daumer zijn dan weer serieus van aard of teder, dan weer ironisch of verdrietig, wanhopig of vol wroeging. Alle stadia van verliefdheid laat Brahms voorbijkomen. In het eerste gedicht Rede, Mädchen komen bijna al deze facetten al aan bod. En hoe verliefd Brahms ook moge zijn geweest, luchthartigheid en zorgeloosheid voeren toch wel de boventoon in deze liederencyclus.
Rede, Mädchen, allzu liebes,
das mir in die Brust, die kühle,
hat geschleudert mit dem Blicke
diese wilden Glutgefühle!
Willst du nicht dein Herz erweichen,
willst du, eine Überfromme,
rasten ohne traute Wonne,
oder willst du, daß ich komme?
Rasten ohne traute Wonne,
nicht so bitter will ich büßen.
Komme nur, du schwarzes Auge.
Komme, wenn die Sterne grüßen.
Als donderslag bij heldere hemel komt dan het bericht dat Julie zich heeft verloofd met een of andere Italiaanse graaf uit Turijn. Brahms is verbijsterd, en totaal uit het lood geslagen. En weer spreekt hij zich uit via de muziek. En hoe!
Voel het verdriet, aanvaard de pijn
In een beroemde monoloog in het boek (en film) Call me by your name van André Aciman spreekt professor Perlman op uiterst liefdevolle wijze – je zou ieder kind zo’n ouder toewensen – tot zijn zoon Elio over diens verdriet om een verloren liefde.
In your place, if there is pain, nurse it. And if there is a flame, don’t snuff it out. Don’t be brutal with it. We rip out so much of ourselves to be cured of things faster, that we go bankrupt by the age of thirty and have less to offer each time we start with someone new. But to make yourself feel nothing so as not to feel anything ― what a waste! … Remember, our hearts and our bodies are given to us only once. And before you know it, your heart is worn out, and, as for your body, there comes a point when no one looks at it, much less wants to come near it. Right now there’s sorrow. Pain. Don’t kill it and with it the joy you’ve felt.
Voel het verdriet en aanvaard de pijn. Dat is precies wat Brahms deed in de weken nadat hij het ontstellende bericht van de verloving heeft gehoord.
Vlak voor het huwelijk overhandigde Brahms aan Clara Schumann een nieuw werk, zijn Alt Rapsodie, waarin hij de pijn van zijn verloren verliefde op sublieme wijze geïncorporeerd heeft. Clara Schumann was geschokt en tot tranen toe geroerd. ‘Es erschütterte mich durch den tiefsinnigen Schmerz in Worte und Musik[…]. Ich kann dies Stück nicht anders empfinden als wie die Aussprache seines eigenen Seelenschmerzes.
Het werk opent met de woorden ‘Aber abseits wer ist’s?’, uit een gedicht van Goethe. Wie is die eenzame ongelukkige? Brahms uiteraard. Twee strofes lang zoomt Brahms in op die ongelukkige. In de derde strofe sluit zich een mannenkoor bij de alt aan. Met het gebed ‘Ist auf deinem Psalter, Vater der Liebe, ein Ton seinem Ohre vernehmlich, so erquicke sein Herz!‘ gaat deze bruidsmuziek toch nog over van mineur naar majeur. Brahms heeft zijn pijn en verdriet gevoeld, maar kan nu met vrede terugkijken.
Aber abseits wer ist’s?
Im Gebüsch verliert sich der Pfad.
Hinter ihm schlagen
Die Sträuche zusammen,
Das Gras steht wieder auf,
Die Öde verschlingt ihn.
Ach, wer heilet die Schmerzen
Des, dem Balsam zu Gift ward?
Der sich Menschenhaß
Aus der Fülle der Liebe trank?
Erst verachtet, nun ein Verächter,
Zehrt er heimlich auf Seinen eigenen Wert
In ungenugender Selbstsucht.
Ist auf deinem Psalter,
Vater der Liebe, ein Ton
Seinem Ohre vernehmlich,
So erquicke sein Herz!
Öffne den umwölkten Blick
Über die tausend Quellen
Neben dem Durstenden
In der Wüste!
We zijn nog steeds aan het wandelen en lopen het bos uit, een soort Alpenweitje op. Er staat een waterbak, de Brahms-Brunnen. Oh, kunnen we hier nu van hetzelfde water genieten als Brahms indertijd?
Gelukkig, ‘kein Trinkwasser’ staat er op een bordje bij de bron. We hoeven het niet te proberen. Want kunnen een wandeling of een blik op zijn schrijftafel ons werkelijk dichter bij Johannes Brahms brengen, en bij zijn verdriet? Nee, dat geloof ik niet.
Maar voor het reisdagboek het is wel aardig om te vermelden dat we op exact dezelfde plek hebben gestaan als Brahms anderhalve eeuw geleden.
De mens Brahms heb ik dus niet teruggevonden bij de Brahms-Brunnen, maar als ik daar sta op die heuvel en naar het bos staar, hoor ik in gedachten maar één ding: Brahms’ Vierde Symfonie. Het klopt niet qua tijdslijn in het oeuvre van Brahms, want Brahms schreef deze symfonie jaren na zijn Baden-Badense tijd, maar ach: wie zegt dat dat moet?
Het openingsthema van deze Vierde Symfonie met zijn om elkaar heen draaiende motieven als de takken van de machtige sparren die heen en weer waaien in de wind, sierlijk maar standvastig. En dan het onverschrokken maar elegante langzame deel dat er opvolgt – voor mij is dat de perfecte samenvatting van de nazomerse natuur in muziek.