‘Muziek komt recht uit het hart en spreekt uitsluitend tot het hart‘
Inleiding
De aanleiding tot het schrijven van dit blog is in eerste instantie natuurlijk het feit dat de componist, pianist en dirigent Sergei Rachmaninov dit jaar 150 jaar geleden ter wereld kwam.
Echter ook de geweldige muzikale ervaringen die ik onlangs samen met onze reizigers tijdens de muziekreis naar Baden-Baden heb opgedaan, vormde een mooi inspiratiebron. We hebben in het fraaie Festspielhaus drie concerten bijgewoond van het Philadelphia Orchestra, met op de bok hun ‘chef’, de ook in ons land zo geliefde en inmiddels wereldberoemde Canadese dirigent Yannick Nézet-Séguin. We hoorden in het Schwarzwalder kuuroord de drie symfonieën van Rachmaninov, diens Vocalise en de Symfonische Dansen voor orkest. De jonge, maar reeds gelouterde meesterpianist Danill Trifonov vergezelde ‘The Philadelphians’ in het relatief weinig gespeelde Vierde Pianoconcert en de Rapsodie op een thema van Paganini voor piano en orkest. Het was echt een belevenis. Dit niet alleen vanwege de hoge artistieke kwaliteit en de meeslepende wijze waarop werd gemusiceerd, maar ook of het wel leek of onze reizigers gaandeweg de reis de – helaas zo vaak onderschatte en door menigeen als ‘ouderwetse’ bestempelde – componist Rachmaninov (definitief) in hun hart sloten.
‘Rach’ op de plaat
Voor mijn liefde voor Rachmaninov is mede bepalend geweest, dat vroeger bij ons thuis – mijn vader was behalve zanger en dirigent een uitstekend pianist en mijn moeder een prachtige zangeres – heel veel en vaak ‘Rach’ klonk. Wanneer mijn ouders niet samen liederen ten gehore brachten of mijn vader een van zijn talloze – dikwijls zeer lastige – pianowerken instudeerde, dan stond er wel een LP op met Rachmaninov zelf achter de vleugel, hetzij solo of in begeleiding van… jawel, het Philadelphia Orchestra.
Hoe interessant zijn leven ook was, ik laat in dit blog een uitgebreid CV van onze jubilaris achterwege. Belangrijk blijft echter om ons te realiseren dat het leven van Rachmaninov zich tot 1917 voornamelijk in Rusland afspeelde. Op het toppunt van zijn roem – hij was toen 44 jaar, de grootste musicus van zijn land en een wereldberoemde componist – verliet hij zijn geliefde vaderland en zou er nooit meer terugkeren. Immers, door het uitbreken van de Oktoberrevolutie van 1917 veranderde Rachmaninovs fijne gezinsleven radicaal. De tsarenfamilie werd vermoord en de Bolsjewieken verzetten zich tegen de aristocratie, waartoe Rachmaninov behoorde. Zijn geliefde en inspirerende toevluchtsoord, het landgoed Ivanovka, zag hij in de handen van de Bolsjewieken vallen. Aanvankelijk verliet hij verliet Rusland samen met zijn gezin voor een tournee in Scandinavië, maar het leek meer op een vlucht; al zijn bezittingen, inclusief het archief, bleef achter.
Voorbij het solistische pianowerk
Rachmaninov componeerde voordat hij Rusland verliet maar liefst 82 liederen. Deze liederen tonen ons een ware staalkaart van zijn artistieke ontwikkeling vanaf de studentenjaren totdat hij als banneling zijn vaderland in 1917 verliet om zich in de Verenigde Staten te vestigen. De gemoedsstemming van zijn liederen is grotendeels melancholisch en donker en werden door de componist vol expressieve klankkleuren getoonzet.
Onder de ‘leveranciers’ van de teksten bevinden zich zeer grote namen uit West-Europa, zoals Heinrich Heine en eenmaal zelfs Goethe, maar het gros van de teksten is toch afkomstig van Russen: Poesjkin, Tolstoj. De pianistische Rachmaninov schreef onder teksten pianopartijen die niet zozeer opvallen, maar wel een belangrijke bijdrage aan het vocale uitwerking van de teksten leveren.
In 1902 trouwde Rachmaninov en tijdens zijn huwelijksreis voltooide hij de schitterende liedbundel, opus 21. De tekst van het zevende lied is een romantische mijmering in de natuur. Het gedicht van gravin Glafira Adolfovna Einerling – een tijdgenote van de componist die schreef onder het pseudoniem Galina – beschrijft eenvoudigweg een zonsondergang en verbindt deze natuurervaring met de herinnering aan een geliefde.
De band tussen The Philadelphia Orchestra en Rachmaninov
De band tussen Rachmaninov en het Philadelphia Orchestra ontstond reeds in 1913 – Rachmaninov woonde dus nog in Rusland – toen het orkest onder leiding van chefdirigent Leopold Stokowski in Philadelphia de eerste uitvoering van het symfonisch gedicht Dodeneiland (muzikaal geïnspireerd op het gelijknamige van Arnold Böcklin) verzorgde. Het waren ook weer The Philadelphians die o.l.v. (ditmaal) de opvolger van Stokowski, Eugene Ormandy op 3 januari 1941 – in het bijzijn van de componist – de première gaven van Rachmaninovs laatste werk, de Symfonische Dansen; overigens ook aan hen opgedragen. En na de dood van de componist was het ook weer het Philadelphia Orchestra dat in 1948 de Amerikaanse première gaf van zijn zo verguisde Eerste Symfonie, die Rachmaninov reeds op 22-jarige leeftijd had gecomponeerd.
The Philadelphia Sound
Bij het beluisteren van de historische opnames valt mij nog altijd de karakteristieke en zo gewaardeerde ‘Philadelphia Sound’ op, waarvan de oorsprong bij Stokowski ligt. Stokowski was de musical director van het orkest van 1912 tot 1938. Deze ‘sound werd door Stokowki’s opvolger Ormandy onverkort voortgezet en verder ontwikkeld: het zijn vooral die verzadigde vioolklanken, de warmbloedige celli en de diep grommende bassen die de donker getimbreerde muziek van Rachmaninov in het bijzonder ten goede komen. Hierbij werd het gebruik van portamenti (een soort glissando, een ‘glijbeweging’ die de ene noot met de andere verbindt geenszins geschuwd.
Opnames
Tegenwoordig beschikken wij ook over tientallen opnames van Rachmaninov in zijn hoedanigheid als pianist van eigen en andermans werk en als dirigent van eigen werk. Er valt heel wat te genieten, bijvoorbeeld van Rachmaninov als solist in zijn eigen Vier Pianoconcerten en de Rapsodie op een thema van Paganini onder leiding van het Philadelphia Orchestra. Als dirigent bestaan er opnames die hij maakte van zijn Dodeneiland, Derde Symfonie en de Vocalise.
Dat Rachmaninov graag in Philadelphia kwam zegt het nodige over de kwaliteit van orkest en dirigent, maar ook over het publiek en de gastvrije ontvangst.
De vocalise
Een vocalise is van oorsprong een vocale oefening zonder tekst, gezongen op één of meer klinkers. Sinds het midden van de 18e eeuw gebruikten zangdocenten dit genre als oefenmateriaal. Een eeuw later begon men deze vocalises als solfège-oefeningen te publiceren. Vanaf de 19e eeuw ging men ook
Componisten als Spohr, Fauré, Ravel, Respighi componeerden allemaal Vocalises, maar wellicht de beroemdste Vocalise aller tijden is de gelijknamige compositie is van Rachmaninov. Deze Vocalise is onderdeel van een in 1912 gepubliceerde zangcyclus en bestaat uit één lange boog van muziek die meestal wordt gezongen op de ‘ah’-klank. De menselijke stem fungeert als het ware als een belichaamd instrument. Rachmaninov droeg zijn Vocalise op aan de destijds beroemde sopraan Antonina Nezhdanova. Al snel maakte Rachmaninov ook een weelderige tweede versie voor zang met symfonieorkest, en in die bezetting kende de Vocalise ook z’n eerste uitvoering: in januari 1916, gezongen door Nezhdanova en gedirigeerd door Serge Koussevitzky in Moskou.
De populariteit van de Vocalise is zo groot dat het stuk is gearrangeerd voor verschillende instrumentenbezettingen, waaronder een versie voor viool en piano, gearrangeerd door Jascha Heifetz en een versie voor cello en piano, gearrangeerd door Mstislav Rostropovitsj. Uit alle enthousiaste reacties die Vocalise in de loop der tijd mocht ontvangen, valt die van de Nederlandse componist Marius Monnikendam op door zijn nuchterheid: ‘De man die zoiets kon schrijven, was bij tijd en wijle toch werkelijk wel een begenadigde muziek-vinder’.
Tegen het einde van de Eerste Wereldoorlog, in 1918, arrangeerde zijn Vocalise Rachmaninov opnieuw, dit keer voor orkest alleen, en het was deze derde variant die hij in 1929 opnam met het Philadelphia Orchestra – een van de weinige overgebleven documentaties van zijn meesterschap als dirigent.
Pianist of componist?
Op zijn tiende begon Rachmaninov aan zijn opleiding op het Conservatorium van Sint-Petersburg en verhuisde na een paar jaar naar Moskou, waar de beroemde pianodocent Nikolaj Zverev zijn leraar werd. Dat hij een groot talent was, stond voor iedereen vast en Zverev zou over zijn spel gezegd hebben: ‘Zó moet men piano spelen!’
Rachmaninov was aanvankelijk dus hard op weg om concertpianist te worden, maar ondertussen kwam een ander deel van zijn identiteit steeds meer naar voren: die van componist. Hij was nog maar een 18-jarige student toen hij zijn opus 1 voltooide, het virtuoze Eerste Pianoconcert. Hij speelde uiteraard zelf als de solist tijdens de première. Voor zijn afstudeerwerk, de opera Aleko, had de 19-jarige conservatoriumstudent slechts 17 dagen nodig. De opera kreeg het hoogste cijfer en Rachmaninov ontving de gouden medaille voor compositie van het Conservatorium van Moskou op, die maar twee keer eerder in de geschiedenis van het instituut was uitgereikt.
Na zijn afstuderen kwam Rachmaninov voor een t-splitsing te staan: wilde hij nu pianist of componist worden? Beide paden zouden door zijn leven blijven kronkelen, zonder duidelijk antwoord. Binnen een jaar na zijn afstuderen had Rachmaninov al de beschikking over een eigen muziekuitgever. Tot de eerste publicaties behoorden het al eerder genoemde Eerste Pianoconcert, Romances voor zang en piano en Cinq Morceaux de fantasie die door iedereen onmiddellijk als meesterwerken werden bejubeld.
De neergesabelde Eerste Symfonie
Begin 1897 was Rachmaninovs Eerste symfonie klaar en de componist was enthousiast over het eindresultaat, trots op zijn werk en aanvankelijk zelfverzekerd. Maar nog tijdens de repetities begon hij de gebreken van zijn Eerste Symfonie ‘in alle afschuwelijke naaktheid’ in te zien. De première op 15 maart 1897 was een marteling en de kritieken waren genadeloos. Vooral de giftige recensie van de door iedereen gevreesde Cesar Cui, een van de leden van het Machtig Hoopje, bezorgde Rachmaninov bijna een zenuwinzinking: ‘Als er een conservatorium is in de hel, en als een van de studenten daar een compositie zou schrijven die gebaseerd zou zijn op de tien Egyptische plagen, en als hij dat werk in de stijl van Rachmaninov geschreven zou hebben, dan zou hij daar met lof in zijn geslaagd en de bewoners van de hel in verrukking gebracht hebben,’ zo betoogde Cui.
Het machtig hoopje
César Cui (1835-1918) behoorde tot het zogenaamde Machtige Hoopje, ook wel De Groep van Vijf genoemd. Dit in de jaren 1865 – 1870 ontstane gezelschap van componisten, bestond naast Cui uit de initiatiefnemer Mili Balakirev, Alexander Borodin, Modest Moessorgski en Nikoalai Rimski-Korsakov. Het gezelschap zette zich in voor nationalistische muziek. Behalve Balakirev, die nog enig muzikaal onderricht genoten had, had geen van deze componisten een muzikale achtergrond. Cui, Moessorgski en Rimski-Korsakov waren militairen en Borodin was chemicus. Ze begonnen uiteindelijk met zelfonderricht; dit hield in dat ‘we al het werk van de grote componisten doorspeelden en we elk werk in technisch en creatief opzicht volledig aan onze kritiek en analyse onderwierpen‘.
Volgens Rachmaninovs echtgenote Natalya zou de dirigent, Aleksandr Glazoenov, dronken zijn geweest en zou het fiasco aan de zeer beroerde uitvoering hebben gelegen.. Na afloop van het concert was Rachmaninov op slag veranderd.
Later vergeleek Rachmaninov zichzelf met ‘iemand die een insult kreeg en bij wie voor een lange tijd én het hoofd, én de handen uitvielen’. Maar erger vond hij nog dat hij zelf niet tevreden was over het stuk. Hij weigerde echter het werk onder betere omstandigheden te laten uitvoeren en het werk zou gedurende zijn leven nooit meer worden gespeeld. Het fiasco had zijn creativiteit verlamd, met een ‘writer’s block’ van drie jaar tot gevolg.
Hypnose-seances
Rachmaninov stopte met componeren, en als zijn bezorgde vrienden en de familie niet het gelukkige idee hadden gekregen om hypnose-seances bij de Moskouse arts Nikolai Dahl te regelen, zouden we Rachmaninov nu waarschijnlijk alleen als dirigent en pianist kennen. Door de behandeling bij Dahl slaagde de componist erin om zijn enorme zelfkritiek én zijn ‘writer’s block’ te overwinnen. Als dank droeg Rachmaninov zijn Tweede pianoconcert, opus 18 (1901) aan de arts op. Deze keer was de reactie op zijn muziek enthousiast. Zo klom Rachmaninov uit zijn depressie en kreeg hij steeds meer succes als componist en pianist.
Definitief op de weg terug: de Cellosonate
In dat zelfde jaar schreef Rachmaninov ook zijn Cellosonate. Na de behandelingen van Dahl reageerde hij niet meer zo heftig op een teleurstellende en koele ontvangst van zijn nieuwe werken, ook niet op de negatieve kritiek op de Cellosonate. Want ook al werd de sonate al vrij snel werd bestempeld als een ‘onbruikbaar concertstuk’ en zelfs als een ‘verkapt pianoconcert’, was de componist het in dit geval niet met zijn critici eens en legde de kritiek naast zich neer.
Rachmaninov droeg zijn Cellosonate op aan de cellist Anatoli Brandoekov, die in 1892 de net afgestudeerde Rachmaninov met de organisatie van zijn eerste ‘echte’ concert hielp. Hier hoort u de inmiddels legendarische live opname van het derde deel door meestercellist Mstlav Rostropovich en Vladimir Horowitz. Hun optreden maakte deel uit van een jubileumconcert voor het 85-jarig bestaan van Carnegie Hall in 1976.
De pianist
Na zijn vlucht uit Rusland vond Rachmaninov na enige omzwervingen in de Verenigde Staten zijn tweede vaderland. Er wachtte hem daar een enthousiast publiek, groot en veel succes en financiële zekerheid. Maar helemaal wennen aan Amerika lukte Rachmaninov nooit. Hij miste Rusland, las Russische kranten en boeken, had Russen in zijn staf, hielp Russische emigranten en regelde via Amerikaanse humanitaire organisaties materiële hulp voor de in Sovjet-Rusland achtergebleven kennissen en volkomen onbekenden.
In de eerste jaren van zijn Amerikaanse leven was het componeren ondergeschikt aan het spelen. Rachmaninov moest hard als pianist aan de slag om genoeg geld voor zijn familie te verdienen en had nauwelijks tijd om te componeren.
Met zijn extreem grote handen en zeer lange, dunne, maar sterke vingers kon Rachmaninov maar liefst een duodeciem (dat wil zeggen een omvang van 12 pianotoetsen omspannen met één hand. Hierdoor was hij in staat om de meest ingewikkelde akkoorden te spelen. Met name de techniek van zijn linkerhand was ongebruikelijk sterk. Bovendien blonk zijn spel uit in kraakhelderheid. Nog steeds beschouwt men hem als een van de grootste pianisten ooit.
Waar zijn we?
Voor zijn concerten koos Rachmaninov veelal stukken uit het bekende romantische repertoire (werken van bijvoorbeeld Beethoven, Schumann, Brahms, Liszt en Tsjaikovksi ) en eigen werken. Hij gold in zijn tijd ook als vooraanstaand Chopinvertolker. Maar Rachmaninov beperkte zich niet tot solowerken, hij trad bijvoorbeeld ook geregeld op met zijn vriend Fritz Kreisler met bijvoorbeeld Schuberts Grote Vioolsonate, de Derde Vioolsonate van Grieg of de Achtste Vioolsonate van Beethoven. Van enkele opvoeringen zijn nog opnames bewaard gebleven.
Tijdens een van die concerten raakte Kreisler eruit en trachtte al rommelend en improviserend zich een muzikale weg uit deze hachelijke situatie te banen, terwijl hij onderwijl Rachmaninov toefluisterde: ‘Waar zijn we?’. ‘In Carnegie Hall’, antwoordde Rachmaninov.
Luistert u hier naar een opname uit 1921 waarop Rachmaninov eigen bewerking van Kreislers Liebesleid speelt, vol onverwachte harmonische wendingen en sprankelende virtuositeit.
De componist
Toch vond Rachmaninov hij het idee om alleen concerten te spelen om geld te verdienen soms onverdraaglijk. Speciaal voor zijn nieuwe programma’s – ik noemde het al eerder – maakte Rachmaninov pianotranscripties van Bach, Schubert, Bizet, Mendelssohn en Kreisler.
Pas in 1926 voltooide hij zijn Vierde Pianoconcert, waaraan hij 12 jaar eerder in Rusland al was begonnen. Hierop volgden nog Drie Russische liederen voor koor en orkest, de Corelli-variaties, de Paganinirapsodie, de Derde symfonie en als laatste de Symfonische dansen.
Net als Gustav Mahler was Rachmaninovs agenda als concertpianist gedurende het concertseizoen dermate bezet, dat hij voornamelijk alleen tijdens de zomers kon componeren. In de jaren ’30 liet hij nabij Luzern de Villa Senar bouwen, met uitzicht op Vierwaldstättersee. Hier woonde en werkte hij tussen 1935 en 1939 en ontving er onder anderen de Russische pianist Vladimir Horowitz, die zijn geboorteland in 1928 had verlaten.
Romantisch tegen de klippen op
Tijdens zijn leven bleef groot succes als componist echter uit. In de tijd van muzikale avant-garde, radicale vernieuwingen en experimenten met klankkleur en harmonieën, vond men zijn werk te ‘ouderwets’. Hij was de componist die ’50 jaar te laat’ was geboren. Immers, er gebeurde nogal wat om hem heen in zijn tijd: de opkomst van Arnold Schönberg en zijn leerlingen Alban Berg en Anton Webern die samen de Tweede Weense School vormden en het einde van de tonaliteit ingeluid hadden. In 1913 zette Stravinsky in Parijs de muziekwereld op zijn kop met zijn Sacre du printemps en ook componisten als Bartók en Prokofjev – om nog maar te zwijgen over de ‘impressionistische klankwereld’ van Debussy – sloegen nieuwe en andere wegen in.
En wat deed Rachmaninov…? Hij bleef lekker romantisch componeren, in de stijl van Tsjaikovski, maar dat wel met een hele eigen ‘sound’. Ondanks alle verwijten over het te melodieuze karakter en het te hoge ‘salongehalte’ van zijn muziek, bleef Rachmaninov altijd trouw aan zichzelf. Hij wilde simpelweg niet ‘ten wille van de mode’ zijn eigen ‘muziektoon verraden’ die constant in zijn hoofd klonk en door welke hij ‘de wereld hoorde’. Altijd had hij heimwee naar een land en een tijd die niet meer bestonden. Veel van Rachmaninovs werken lijken dit nostalgische verlangen uit te drukken, al schreef hij de meeste stukken vóór zijn emigratie, laten we dat niet vergeten!
Coda
Voor zijn tijdgenoten was Sergej Rachmaninov met name een beroemde Russische pianist, een redelijk bekende componist en een gerespecteerde dirigent. Zijn concerten in Europa en Amerika haalden de voorpagina’s en waren maanden van te voren uitverkocht, tot ergernis van bijvoorbeeld zijn collega Sergei Prokofjev die zijn Amerikaanse droom maar niet uit zag komen met een concurrent als Rachmaninov in de buurt.
Met het verstrijken van de tijd verschoof echter het accent steeds meer naar ‘de componist’ verschoven. ‘Pianist en dirigent’ kwamen meer op de achtergrond. Voor de hedendaagse muziekliefhebbers is Sergei Rachmaninov een beroemde Russische componist, die ook piano speelde en dirigeerde.
Zelf vond Rachmaninov het heel moeilijk om de keuze tussen het componeren, dirigeren en spelen te maken. Hij kon nooit met zekerheid zeggen wat zijn ‘echte bestemming’ was, wat hij was en hoe hij zich het liefst zag. Zelfs aan het eind van zijn leven had hij twijfels of hij de juiste keuzes had gemaakt. Hij werd, volgens eigen woorden, ‘gekweld door vermoedens’ dat hij ‘door op te veel terreinen actief te zijn, niet op de beste manier zijn leven had geleefd’.
In welke hoedanigheid ook, Rachmaninov zag zichzelf vooral als musicus. In 1932 kreeg hij een vragenlijst met als één van de vragen ‘wat is muziek?’ Zijn idee van muziek was vrij simpel, vond hij: ‘Het is een zachte maannacht. Het is een geruis van levende bladeren. Het is het geluid van verre avondklokken. Het is wat in het hart wordt geboren en naar het hart gaat. Het is de liefde! De zuster van de muziek is de poëzie, en haar moeder is de droefenis!’.
Dat alles hoorde Rachmaninov in de muziek, en dat alles horen wij in zijn muziek terug. De weemoed van een trieste nacht, de verre avondklok, de liefde, de poëzie, de warmte. Zonder citaten uit de Russische volksmuziek, zonder speciale thema’s en teksten wordt zijn muziek als ‘Russisch’’ herkend, en hijzelf staat te boek als ‘de meest Russische componist’ van de 20e eeuw. Zijn melodische talent was zijn kracht en, in de ogen van zijn critici, ook zijn zwakte.
Nachtwake
Tenslotte wil ik dit blog graag besluiten met een gedeelte uit een van mijn lievelingsstukken van Rachmaninov: het ‘Nunc dimittis’ uit de Vespers. Het is relatief onbekend dat Rachmaninov ook fantastische a capella koormuziek heeft geschreven en zijn Vespers behoren mijns inziens tot de mooiste werken die ooit voor koor zijn gecomponeerd.
Twee jaar voor het uitbreken van de Russische Revolutie componeerde Rachmaninov dit werk. Na de Russische Revolutie werd liturgische muziek verboden. En zo symboliseert Rachmaninovs Vespers ook het einde van een tijdperk. Belangrijke feesten van de Russisch-orthodoxe kerk werden voorafgegaan door een nachtwake. ’s Avonds werden vespers gebeden, en in de vroege ochtend metten. Het zijn die gebeden die Rachmaninov op muziek zette.
In de eerste zes gezangen (uitgaande van vesperteksten) wordt een oproep tot boete en bezinning gedaan. De daarop volgende negen gezangen (uitgaande van mettenteksten) vormen een jubelende viering van de verrijzenis. Inktzwarte grafstemmen en etherische sopranen houden elkaar in evenwicht: troost en verstilling is het resultaat.
Tijdens de begrafenis van Rachmaninov klonk op zijn uitdrukkelijk verzoek het vijfde deel, ‘Nunc dimittis’, de lofzang van Simeon (‘Nu laat Gij, Heer, Uw dienaar gaan in vrede’) uit zijn eigen Vespers. Hij beschouwde de Vespers als zijn ‘Nachtwake’.