Het Concertgebouw

(Amsterdam, Nederland)

Het was Bernard Haitink die Het Concertgebouw ooit roemde als het beste instrument van het orkest waaraan het onderdak biedt. Dat moet de Amsterdamse notabelen ook voor ogen hebben gestaan toen ze in 1881 besloten de hoofdstad een volwaardige concertzaal te schenken. Zeven jaar later prijkte er in het drassige weidegebied net buiten de gemeentegrens een wonder van neoclassicistische architectuur, Het Concertgebouw, dat zich inmiddels, evenals zijn belangrijkste bespeler het Koninklijk Concertgebouworkest, in een wereldwijde belangstelling mag verheugen.



Vooral de akoestiek van de Grote Zaal is wereldberoemd. Is het louter toeval dat Dolf van Gendt, die in zijn familie bekend stond als 'excusez - zo muzikaal als een koe', een perfect resonerende ruimte heeft weten te creëren?
In de tijd dat Het Concertgebouw gestalte kreeg, werd akoestiek nog beschouwd als een geheimzinnig samenspel van verschillende, ondefinieerbare factoren. Professionele registratieapparatuur zou pas in de twintigste eeuw worden ontwikkeld; voorlopig was men aangewezen op succesvolle voorbeelden. Zo is de Kleine Zaal vrijwel identiek aan de beroemde ovale zaal in Felix Meritis, terwijl voor de Grote Zaal, wat vormgeving en materiaalgebruik betreft, de grote concertzaal van het Neue Gewandhaus in Leipzig model heeft gestaan.
Bij latere restauraties heeft men steeds, omwille van de kwetsbare akoestiek, de oorspronkelijke vormgeving en afwerking van de zalen zoveel mogelijk intact gelaten. Want zelfs met de meest geavanceerde apparatuur laat de Grote Zaal zich het geheim van zijn weergaloze akoestiek niet ontfutselen.