(29 januari 1782 - 12 mei 1871)
Daniel-François-Esprit Auber werd geboren in Caen op 29 januari 1782 en overleed in Parijs op 12 mei 1871.
Al op jonge leeftijd componeerde Auber ballades. Zijn vader was kunsthandelaar van beroep en hij stuurde zijn zoon naar Londen voor een handelsopleiding. Op 22-jarige leeftijd keerde Auber terug naar Parijs en koos hij voor een carrière in de muziek. De Italiaanse componist Luigi Cherubini, directeur van het conservatorium in Parijs, nam Auber onder zijn hoede. Op advies van Cherubini nam Auber compositielessen.
In 1842 werd Auber zelf directeur van het conservatorium te Parijs. Hij bleef hieraan tot zijn dood verbonden. Daarnaast vervulde hij vanaf 1857 - hij was inmiddels 75 jaar - nog de functie van het Keizerlijk Kapelmeesterschap. Napoleon III benoemde hem tot Hofkapelmeester.
Met de bekende librettist Eugène Scribe (1791-1861) werkte hij nauw samen. Scribe schreef de libretti voor 38 van de 47 opera's van Auber.
De lyrische opera La Muette de Portici (De stomme van Portici) werd in 1828 door Auber gecomponeerd in samenwerking met de librettist Eugène Scribe en Germain Delavigne. Hiermee verwierf hij een onvergankelijke roem bij de Parijse Grand Opéra.
Veel opera's van Auber zijn uitgevoerd bij de Parijse Opéra Comique. Enkele andere bekende opera's van Auber zijn: Le Maçon (1825), Fra Diavolo, ou L'hôtellerie de Terracine (1830), Gustave III, ou Le Bal Masqué (1833), Lestocq, ou L'intrigue et l'amour 1834, Le Domino noir (1837), Les Diamants de la Couronne (1841), Manon Lescaut (1856) en Rêves d'amour (1869).
duet uit de tweede akte van La muette de Portici