(03 juli 1709 - 14 oktober 1758)
Wilhelmina von Bayreuth werd geboren in 1709 in Berlijn als prinses van Pruisen. In 1731 ging zij naar Bayreuth waar zij Frederik, markgraaf van Bayreuth, huwde. Tot haar dood in 1758 zorgde zij voor een bruisend muziekleven in Bayreuth.
Beroemd was vooral het prachtige operagebouw dat ter gelegenheid van het huwelijk van haar enige dochter in 1748 werd ingewijd.
Wilhelmina von Bayreuth componeerde onder meer een clavecimbelconcert en de opera Argenore. Onlangs is de clavecimbelpartij van dit concert in g-klein voor strijkers teruggevonden. Tot nu toe werd de clavecimbelpartij tijdens uitvoeringen geïmproviseerd. Het concert heeft de gebruikelijke drie delen (snel-langzaam-snel) en duurt ongeveer twaalf minuten. Het eerste deel toont invloed van J.S. Bach, terwijl in het tweede deel een expressieve melodie zich ontvouwt. Het derde deel is een sierlijke, snelle gavotte in 2/2 maat.
Wilhelmina von Bayreuth was een echte operaliefhebber. Zij heeft dan ook vele Italiaanse zangers in dienst genomen voor de Italiaanse operaproducties in het nieuwe operagebouw in Bayreuth. Geheel tegen de conventies van die tijd sterven in haar opera Argenore alle protagonisten in de loop van het verhaal. Waarschijnlijk is dit de reden waarom de gebruikelijke finale – een koornummer met alle hoofdrolspelers – in Argenore juist als openingsnummer verschijnt. Aan het begin viert Koning Argenore het einde van een succesvolle oorlog. Vervolgens ontvouwt zich een strijd tussen zijn twee commandeurs Ormondo en Leonidas, die beiden met Koning Argenore's dochter Palmida willen trouwen. Als Ormondo in opstand komt tegen Koning Argenore, wordt hij gedood door Leonidas. Palmida, die op Ormondo verliefd was, vermoord op haar beurt Leonidas. Dan leert zij dat Ormondo een ontvoerde zoon van de koning was. Als zij zich realiseert dat zij dus eigenlijk op haar broer verliefd is geweest, wordt zij gek en verdrinkt zichzelf. Om bij zijn twee dode kinderen te kunnen zijn, pleegt Koning Argenore ook zelfmoord.
Deze tragische opera, die in 1740 voor het eerst werd opgevoerd, was markgravin Wilhelmina's verjaarsgeschenk voor haar echtgenoot. Haar handgeschreven partituur van deze opera wordt bewaard in de bibliotheek van het kasteel in Ansbach. Haar componeerstijl, op de grens tussen barok en Empfindsamkeit, toont invloeden van Johann Adolf Hasse, Franz Benda, C.Ph.E. Bach en Joachim Quantz, de fluitleraar van haar broer Frederik de Grote.
Opvallend is dat Wilhelmina von Bayreuth vaak obligaat fluitpartijen schreef. Zij had duidelijk gevoel voor dit instrument en was waarschijnlijk geïnspireerd door het feit dat zowel haar broer als haar echtgenoot dit instrument bespeelden.
Aria "Non dura una sventura" uit Argenore van Wilhelmine von Bayreuth