(12 november 1833 - 27 februari 1887)
Borodin was de onwettige zoon van de Russische edelman Luka Gedevanishvili en zijn minnares Evdokia Konstantinovna Antonova en werd door zijn moeder opgevoed. Geheel volgens traditie in die tijd werd hij bij zijn geboorte ingeschreven als zoon van een ander, de adellijke bediende, Porfiry Ionovitsj Borodin. Naast de muzikale aanleg die hij bezat, bleek hij een talentvol wetenschapper. Borodin werd dan ook arts en scheikundige. Pas in 1862 op 29-jarige leeftijd nam hij compositielessen bij Balakirev. Enkele jaren later trouwde hij met de pianiste Ekaterina Protopopova, die hem met Westerse meesters als Chopin in aanraking bracht. Muziek bleef Borodins tweede roeping, naast zijn carrière als chemicus en fysicus.
In 1869 dirigeerde Balakirev de eerste symfonie van Borodin. In hetzelfde jaar begon hij aan zijn tweede symfonie. Bij de première was deze nieuwe symfonie geen groot succes, maar in 1880 organiseerde Franz Liszt een uitvoering van deze symfonie in Duitsland, waarmee hij Borodin faam buiten Rusland bezorgde.
Ook begon Borodin in 1869 aan een opera, Vorst Igor, zijn meest bekende werk. De opera bevat de Polovetser Dansen, die vaak als een zelfstandig stuk worden uitgevoerd. Bij zijn plotselinge dood in 1887 was de opera niet helemaal af. Nikolai Rimski-Korsakov en Aleksandr Glazoenov voltooiden de opera postuum.
Andere composities van zijn hand zijn het populaire symfonisch gedicht In de steppen van Centraal-Azië, twee strijkkwartetten, een strijkkwintet en een aantal liederen en pianostukken. Ook begon hij aan een derde symfonie, maar deze was eveneens onvolledig bij zijn dood. Glazoenov componeerde de twee ontbrekende delen.
Borodin behoorde tot het zogenaamde 'machtige hoopje', een groep vooraanstaande Russische componisten, hoewel zijn roem aanvankelijk buiten zijn vaderland groter was dan in eigen land. Zijn werk is meestal gebaseerd op de volksmuziek van zijn land.
Polovetser Dansen uit Prins Igor