Claude Debussy (componist)

(22 augustus 1862 - 25 maart 1918)

Claude Debussy is één van de meest belangrijke Frans componisten en zeer authentiek in zijn oeuvre. Hij studeerde aan het Conservatoire in Parijs onder Lavignac, Marmontel en Guiraud. Hij won in 1884 de Prix de Rome met de cantate L'Enfant prodigue, dat in 1908 op het muziekfestival van Sheffield en in 1910 als opera in Londen werd opgevoerd. De toekenning van de prijs stelde Debussy in staat twee jaar in Rome te werken en te studeren. Dit overigens niet naar eigen genoegen, want het verblijf aldaar werd door hem als een kwelling ervaren. Hij zei niet tegen het klimaat te kunnen, zich niet te interesseren voor de antieke kunst en zich regelrecht te ergeren aan de feesten die hij moest bijwonen. Hier schreef hij het orkeststuk Printemps, dat door de jury in Parijs werd weggehoond.

Debussy maakte naam met stukken als Prélude de l'après-midi d'un Faune en nog meer met zijn opera Pelléas et Mélisande op een tekst van Maeterlinck. Debussy was een uiterst vruchtbaar componist en ging ongestoord zijn eigen weg, zonder zich aan de geldende regels of muziekwetten te storen. Zijn eigenaardige harmoniek, vol van de meest ongewone verbindingen (zowel gelijktijdig als na elkaar) en vooral zijn toepassing van de heletoons toonladder geven zijn muziek een zeer bijzonder en poëtisch karakter. Mend duidt zijn muziek vaak aan met de term "impressionisme", hoewel dit door sommigen (ook de toondichter zelf) werd betwist. De term had de negatieve klank van vaagheid en gebrek aan structuur. In een brief uit 1908, schreef de componist: "Ik probeer 'iets anders' te doen – een soort realiteiten – wat door imbecielen 'impressionisme' wordt genoemd".

Kenmerken van zijn stijl zijn:

  • Veelvuldig gebruik van pedaalnoten
  • Passages en figuraties die afleiden van het ontbreken van tonaliteit
  • Veelvuldig gebruik van parallelle akkoorden
  • Bitonaliteit
  • Gebruik van de hele-toonstoonladder of de chromatische in plaats van de diatonische toonladder (ook Debussy-toonladder genoemd)
  • Schijnbaar abrupte modulaties, zonder enige aanwijsbare harmonische connectie
  • Timbre: grote klankverscheidenheid door het gebruik van de hele tessituur, door een grote verscheidenheid aan speelwijzen te vermengen en af te wisselen, door een genuanceerd en zeer intens pedaalgebruik.
  • Invloeden van exotische culturen en schilderingen van legendes, zoals in Pagodes , Ondine en de Prélude à l'après-midi d'un faune

Gedurende een bezoek aan Bayreuth (1888-89) was Debussy in contact gekomen met de muziek van Richard Wagner, die een dwingende greep op zijn werk leek te krijgen.
Tijdens de Wereldtentoonstelling van Parijs in 1889 raakte hij echter onder de bekoring van Spaanse en vooral ook Javaanse muziek, met name van de klanken van de gamelan. Hierdoor lukte het hem onder de invloed van Wagner uit te komen en een hoogst oorspronkelijke, eigen klanktaal te ontwikkelen. Debussy streefde uiteindelijke naar een zuivere Franse toonkunst en trachtte ook zijn landgenoten van het belang hiervan te overtuigen. Hij raakte dan ook fel gekant tegen elke invloed van 'vreemde' muziek, en voornamelijk tegen die van Richard Wagner, wiens werken aan het begin van de 20e eeuw het Franse muziekleven domineerden.

Vanaf 1909 wist Debussy dat hij aan kanker leed. Daarnaast was het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog een grote domper, waardoor hij het maandenlang niet kon opbrengen te componeren. Toch wist hij zich hiervan te herstellen. In deze tijd schreef hij nog werken als de Douze études en de Six sonates pour divers instruments, waarvan hij er overigens slechts drie kon voltooien. Debussy stierf tijdens het laatste Duitse offensief toen Parijs met langeafstandsgeschut en vanuit luchtschepen werd gebombardeerd. Omstandigheden noopten tot een informele begrafenis op het kerkhof van Passy.

Gedeelte uit Pelléas et Mélisande

Werken van deze componist