(19 augustus 1881 - 04 mei 1955)
"Het grootste muzikale fenomeen sinds Mozart"
(Pablo Casals)
George Enescu was een tijdgenoot van Bartók en Stravinsky. Hij werd geboren in het jaar waarin Roemenië als zelfstandig koninkrijk werd aanvaaard. De componist, violist en dirigent wordt nog altijd beschouwd als de belangrijkste musicus van het land. Zijn geboortedorp Liveni in Moldavië werd na zijn dood omgedoopt tot George Enescu.
Enescu begon op vierjarige leeftijd met viool spelen. Toen hij zeven jaar was, verhuisde hij naar Wenen voor een studie aldaar aan het conservatorium. In 1893 breidde Enescu zijn studie uit met compositie aan het conservatorium van Parijs. Hij studeerde er onder meer bij Massenet en Fauré, en wist binnen een paar jaar naam te maken als componist, dirigent én violist.
Parijs was het nieuwe thuis van Enescu: hier formeerde hij het Enenscu Quartet, was hij docent aan het conservatorium, dirigeerde en soleerde van uit hier over de gehele wereld. Toch bleef Enescu contact houden met zijn vaderland, zijn leven lang zette hij zich in voor het muziekleven in Roemenië.
Enescu was een opvallend veelzijdig musicus. Behalve een virtuoos violist was hij ook een begenadigd pianist die Jacques Thibead begeleidde bij de première van diens Tweede Vioolsonate. Hij speelde alle opera's van Wagner uit zijn hoofd maar was evengoed geheel thuis in het oeuvre van Bach.
Door het gemak waarmee hij als kind viool speelde, groeide hij uit tot vioolvirtuoos. Maar eigenlijk was hij al van kinds af aan meer geïnteresseerd in componeren.
En zoals zijn leven was verdeeld tussen Parijs en Roemenië, liet hij ook in zijn muziek het contrast horen tussen het kosmopolitische stadsleven en de meer gepassioneerde elementen die voortkwamen uit zijn Moldavische achtergrond.
Het is dus moeilijk de stijl van Enescu samen te vatten. Invloeden van Brahms, Fauré en Debussy zijn erin terug te horen, maar toch is het werk van Enescu niet speciaal Duits of Frans te noemen. Veel van zijn werk heeft een dromerig of mijmerend karakter. De bron hiervoor lijkt te liggen in de doina, een typisch Roemeens, melancholisch volkslied.
Het oeuvre van Enescu omvat behalve één opera (Oedipe onder meer drie symfonieën, 2 rapsodieën voor orkest, 3 suites voor orkest, liederen en cantates, strijkkwartetten, een kwintet, een octet en verscheidene pianowerken.
Het gevaar bestaat dat Enescu vooral herinnerd wordt door zijn Roemeense Rapsodieën die hij aan het begin van de 20e eeuw schreef. Enescu leek later spijt te hebben ze ooit uitgegeven te hebben. Want tijdens zijn leven al had men vooral oog voor deze jeugdwerken. Enescu-kenner Pascal Bentoiu verklaart dat de desinteresse voor ander werk van Enescu vooral te maken heeft met de complexiteit en diepgang van dit latere werk.