(01 juni 1804 - 15 februari 1857)
De vader van de Russische muziek.
Glinka was de eerste Russische componist wiens talent in eigen land en in de rest van Europa erkend werd. Hij geldt als de grondlegger van de Russische muziek. Zijn werk heeft grote invloed gehad op de generaties na hem en dan vooral op de leden van Het Machtig Hoopje, een groep componisten die zich toelegden op het schrijven van specifiek Russische muziek (Borodin, Balakirev, Cui, Moessorgski en Rismki-Korsakov).
Glinka groeide op met de tradities van de Europese muziek in het oor maar als componist zocht hij naar manieren om ook de Russische traditie een plaats te kunnen geven. Juist in zijn twee opera's wist Glinka de Europese muziek ook een Russische karakter te geven. In Ivan Susanin kreeg het Russische volk een plaats en in Ruslan & Ludmilla de Russische mythes.
Behalve opera schreef Glinka kamermuziek, symfonieën en vocale werken.
Glinka was de zoon van een rijke landeigenaar, hij kreeg zijn opleiding in Sint-Petersburg waar hij ook piano, viool en muziektheorie studeerde. Om zijn vader tegemoet te komen, werkte hij enige tijd bij het Ministerie van Communicatie (1824-1828) maar besloot uiteindelijk toch zijn hart te volgen en zich geheel aan de muziek te wijden. Na een stage bij een operagezelschap waarbij hij de opera's van Rossini leerde kennen, reisde GLinka van 1830-1833 door West-Europa. Hij studeerde in Milaan ontmoette hij Bellini en Donizetti, later studeerde hij ook nog in Berlijn. De dood van zijn vader bracht Glinka terug naar Rusland waar hij in 1835 trouwde en in 1836 de opera Ivan Susanin met veel succes in première liet gaan. De combinatie van een patriottisch plot en de nationalistische muziek viel in goede aarde. Een tweede opera (Ruslan & Ludmilla) volgde in 1842. Na de scheiding van zijn vrouw ging Glinka weer reizen: naar Spanje en Frankrijk in 1844, naar Polen in 1848 en nog een keer naar Frankrijk (1952-1854). Hij overleed in 1857 tijdens een bezoek aan Berlijn.