(03 augustus 1858 - 09 september 1919)
Leoncavallo was één van de belangrijkste vertegenwoordigers van de Italiaanse opera rond de eeuwwisseling. Zijn werken laten zich kenmerken door uitingen van het zogenaamde verisme en door zijn nationaal-historisch besef. Hij studeerde bij Cesi, Ruta en Rossi. Door zijn literatuurstudie was hij zeer geïnteresseerd geraakt in de muziekdrama's van Wagner. Onder diens invloed schreef Leoncavallo zijn eerste opera, zonder succes overigens.
Vervolgens zwierf hij enige jaren als pianist en arrangeur door Europa tot hij van uitgever Ricordi een opdracht kreeg. Het werk (I Medici)) beviel Ricordi niet en Leoncavallo liep over naar de grote concurrent, uitgever Sonzogno. Voor hem schreef hij binnen vijf maanden tijd zijn meesterwerk schreef: Pagliacci, waarbij hij zich liet inspireren door Mascagni's Cavalleria rusticana.
Andere opera's waar Leoncavallo succes mee had en die enige bekendheid hebben behouden, waren La bohème en Zazà. De meeste andere werken zijn intussen vergeten geraakt.
Leoncavallo schreef vaak zelf zijn libretti. Men beschouwde hem in Italië na Boito als de beste librettist. Leoncavallo schreef ook libretti voor andere componisten. Zo werkte hij onder meer mee aan het libretto voor Manon Lescaut van Puccini.
Leoncavallo was ook de eerste componist die zich serieus voor de grammofoonplaat interesseerde. Hij schreef speciaal voor dit nieuwe medium het lied Mattinata dat hij in 1904 met Caruso opnam.