Franz Liszt (componist)

(22 oktober 1811 - 31 juli 1886)

Franz Liszt was een Hongaars componist en pianovirtuoos en geldt als een van de grootste pianovirtuozen aller tijden. Hij was tevens een succesvol en vooraanstaand pianoleraar en daarnaast een groot muziekhervormer en -vernieuwer; het symfonisch gedicht en het pianorecital worden aan zijn naam toegeschreven. Franz Liszt verdeelde zijn tijd voornamelijk tussen Wenen en Parijs en zijn latere jaren tussen Weimar, waar hij hofkapelmeester was, Boedapest en Rome, alwaar hij zijn wijding ontving hetgeen hem de titel "abbé" (priester) verschafte.

Franz Liszt werd op 22 oktober 1811 geboren aan het hof van prins Nicolaas II Esterházy in Raiding , in het toenmalige Koninkrijk Hongarije (thans deelstaat Burgenland in Oostenrijk) en aldaar op 23 oktober gedoopt. Hij was het enige kind van Ádám Liszt, telg uit een Duits geslacht, en Maria Anna Lager.

Reeds op zesjarige leeftijd bleek zijn grote muzikale begaafdheid. Een jaar later kon hij lezen en schrijven (zowel brieven als muziek) en reeds op negenjarige leeftijd gaf hij zijn eerste concert in Sopron, dat een groot succes werd. Hier vlak op volgend nam Ádám, die zijn zoon het pianospelen bijbracht, hem mee naar het Esterházy-paleis in Eisenstadt, om een tweede concert te organiseren voor prins Nicolaas II Esterházy. Nog aan het einde van het jaar werd in Pressburg een concert voor Hongaarse edelen georganiseerd. Ook dit concert was een enorm succes. Ádám bereikte er precies mee wat hij ermee bereiken wilde: de Hongaarse edelen - zo onder de indruk van het pianospel - besloten de jonge Franz een studiebeurs toe te kennen die hem in staat stelde bij een vooraanstaand musicus te studeren.

Johann Nepomuk Hummel, destijds woonachtig in Eisenstadt, werd benaderd voor onderricht, maar vroeg er in de ogen van Ádám te veel geld voor. Ádáms gedachten gingen vervolgens uit naar Carl Czerny in Wenen, die hij en zijn zoon overigens al eens eerder hadden ontmoet. Czerny, een vooraanstaand componist en leerling van Beethoven, wilde graag aan het verzoek om onderricht gehoor geven - de jonge Franz zou er zelfs niets voor hoeven te betalen. Dit deed zijn vader Ádám besluiten zijn werk (hij was cellist in het plaatselijk orkest en bediende aan voornoemd hof: 'manager' over prins Nicolaas Jozef Esterházy's kudde van 4000 schapen) neer te leggen en naar Wenen te verhuizen om zich geheel te kunnen richten op de muzikale ontwikkeling van zijn zoon. Dit heeft echter maar 18 maanden geduurd. Wel heeft Liszt nog een korte tijd onderricht in compositie gehad van Antonio Salieri, zij het op vrijwillige basis. Zijn allereerste compositie waarvan wij weet hebben, dateert uit deze tijd, maar is helaas verloren gegaan. Een van zijn laatste concerten in Wenen was een solo-recital op 13 april 1823 waarvoor Ludwig van Beethoven uitgenodigd werd. Ofschoon hij destijds alreeds stokdoof was, zou Beethoven voor deze gelegenheid een thema hebben gecomponeerd waarop de jonge Franz kon improviseren. De legende gaat dat Beethoven hem na afloop van het concert op het voorhoofd kuste.

Parijs


In september 1823 verhuisde de familie naar Parijs opdat Liszt aldaar verder studeren kon. Hij werd echter niet tot het conservatorium in Parijs toegelaten op grond van het feit dat hij buitenlander was. Het vermoeden bestaat dat de oprichter en directeur van het Parijse conservatorium, Luigi Cherubini - nota bene een Italiaan - een hekel had aan wonderkinderen. Wel heeft hij - buiten het conservatorium om - nog theorieles van Anton Reicha en Ferdinando Paër gekregen. Verder muzikaal onderricht heeft Liszt niet gehad. Als pianist is Liszt daarom ook voor een groot deel aan te merken als autodidact, immers, Czerny is zijn enige (professionele) pianoleraar gebleven.

Parijs bleef echter, ondanks deze grote tegenvaller, wel voor hem als pianovirtuoos het centrum waar hij speelde en componeerde. Al aanstonds was hij populair en verkeerde in hogere kringen. Hij oogstte voor zijn pianospel veel lof onder zowel publiek als collega-musici en ontving voor zijn concerten - soirees - zelfs onderscheidingen. Het was ook in Parijs dat hij in later jaren het "recital" introduceerde (1839).

Tijdens zijn verblijf in Parijs ondernam hij, onder auspiciën van zijn vader, enkele reizen naar Engeland, waar hij met zijn concerten ook veel succes behaalde. Een markant hoogtepunt van zijn tour door Engeland was zijn recital voor koning George IV in het Carlton House. Het is overigens ook in deze tijd dat zijn buitengewone kunnen van het transponeren blijkt. Tot ieders verbazing wist hij muziekstukken al lezend van bladmuziek zonder enige moeite naar een andere toonaard te transponeren (bijvoorbeeld van C naar Cis). [6] Overigens had hij ook de bijzondere gave om muziekstukken, zonder enige moeite van papier te lezen, hoe ingewikkeld dan ook, en zonder ze vooraf in te studeren.

Pelgrimage en Weimar


Op 28 augustus 1827 kwam zijn vader, aan wie hij zo veel te danken had, ten gevolge van buiktyfus te overlijden. Voor de jonge Franz was dit een enorme klap. Ook zijn mislukte relatie met een van zijn pupillen, Caroline de Saint-Cricq - dit overigens buiten zijn en haar toedoen - maakte het er allemaal niet beter op. Al spoedig maakten depressies zich meester van hem. Gelijkertijd begon hij de interesse in de muziek te verliezen. Naast een zenuwinzinking werd hij ernstig ziek, maar herstelde hiervan. Het was in deze tijd dat hij zich rijkelijk ging verdiepen in literatuur en religie, hetgeen zijn composities in latere tijd diepgaand beïnvloed heeft. Het enige dat hij in deze tijd gecomponeerd heeft, is de Grande Fantaisie sur la Tyrolienne (1829), een transcriptie van Aubers opera "La Fiancée", dewelke opgedragen werd aan Chopin.

Bij het uitbreken van de (Franse) Revolutie van 1830 ontstond een kentering - vol overgave stortte Liszt zich weer op de muziek, als ware hij door het gebulder van de kanonnen wakker geschud. Tussen 1830 en 1832 ontmoette hij onder anderen Hector Berlioz, Frédéric Chopin en Niccolò Paganini die grote invloed hadden op Liszts leven als musicus (zowel op poëtisch, lyrisch als virtuoos vlak). Daarnaast ontmoette hij schrijvers, filosofen en andere intellectuelen, onder wie Victor Hugo en George Sand.
Van 1833 tot 1844 had Liszt een liaison met schrijfster Marie Catherine Sophie de Flavigny, gravin d'Agoult - meer bekend onder haar pseudoniem "Daniel Stern". Zij schonk hem twee dochters, Blandine en Cosima, en een zoon, Daniël die reeds op zeer jonge leeftijd overleed. Dochter Blandine, Liszts eerste kind, trouwde later in een vooraanstaand Frans geslacht; dochter Cosima (1837-1930) trouwde met Richard Wagner. Naast liefde bood deze relatie Liszt ook financiële zekerheid en een vaste verblijfplaats. Ook haar vele connecties zullen Liszt bijzonder van pas zijn gekomen. Aan de relatie kwam echter in 1844 een einde, onder andere vanwege zijn vaak langdurige afwezigheid en het openlijk flirten met andere vrouwen. Het is in deze periode dat hij zijn befaamde Études d'Exécution Transcendante, Grandes Etudes de Paganini en twee van de drie suites Années de Pèlerinage componeerde.

In 1847 leerde hij tijdens een concertreis in Rusland prinses Carolyne zu Sayn-Wittgenstein kennen. Van een huwelijk is het echter niet gekomen, daar de katholieke kerk de ontbinding van het huwelijk tussen prinses Carolyne en haar echtgenoot, prins Nicholas zu Sayn-Wittgenstein verbood. Ze bleven, na moeizame pogingen om toch tot een huwelijk te komen (die in 1860 definitief strandden), slechts vrienden. In 1848 vestigde hij zich in Weimar, waar hij als dirigent actief was en componeerde.
Liszt werd op 30 oktober 1859 door keizer Frans Jozef I van Oostenrijk in de adelstand verheven, als Franz Ritter von Liszt. Deze adellijke titel heeft hij echter in latere jaren nooit gebruikt. In 1875 werd hij voorzitter van de landelijke muziekacademie te Boedapest, thans de vermaarde Ferenc Liszt Academie.

Ziekte en overlijden


Tot in de laatste dagen van zijn leven reisde Liszt door Europa. Vlak voor zijn overlijden werd hij, na een zeer succesvolle concerttournee door Engeland en Frankrijk, verkouden, hetgeen spoedig overging in een longontsteking. Hiervan zou hij niet meer herstellen. Na dagen aan bed te zijn gebonden, overleed hij op 31 juli 1886, in het bijzijn van enkele van zijn pupillen, op 74-jarige leeftijd te Bayreuth en werd aldaar op 3 augustus begraven.

Lang Lang speelt Liebestraum no. 3 in as van Franz Liszt