Pärt is een Estlandse componist die zich in eerste instantie ontwikkelde als een neoclassicistisch componist (Onze tuin voor kinderkoor en orkest). Via binnengesmokkelde partituren kon Pärt zich op de hoogte stellen van nieuwe ontwikkelingen elders. Zo raakte hij onder de indruk van het serialisme.
Hoewel de Sovjet-autoriteiten ageerden tegen deze niet-tonale muziek, volhardde Pärt in het gebruik ervan. Tegelijkertijd verdiepte hij zich in de muziek van J.S. Bach (Credo voor koor, piano en orkest, 1968).
Hierna schreef Pärt enige jaren niets meer. Hij bestudeerde de Russisch-orthodoxe kerkmuziek, het Gregoriaans en de Vlaamse polyfonie uit de Renaissance. Het leidde een decennium later tot een geheel nieuwe stijl, de tintinnabuli-stijl (tintinabuli = kleine klokken): melodieën die zich stapsgewijs ontwikkelen in een trage ritmiek en ingebed in welluidende samenklanken. Hoogtepunt van deze stijl is de Johannes Passie uit 1982, maar evengoed zeer beroemd zijn Fratres en Tabula rasa.
In 1980 emigreerde Pärt naar Wenen. Sinds zijn vertrek uit de Sovjet-Unie schrijft Pärt veel religieuze werken, vaak in opdracht van koren en kathedralen. In 2003 ontving hij de Contemporary Music Award.