(05 juni 1635 - 26 november 1688)
De naam van Quinault is onlosmakelijk verbonden met die van Jean-Baptiste Lully. Quinault had al een paar keer wat voor Lully geschreven toen in 1673 Cadmus en Hermione in première ging. Het succes was voor Lully de aanleiding om Quinault een vast contract aan te bieden. De samenwerking zou tot bijna het einde van Quinaults leven duren en kende een korte onderbreking omdat Quinault kortstondig van het hof was gejaagd. Hij had een niet al te flatteus beeld van Juno geschetst in Isis. Zoals in de meeste tragédies verwezen de hoofdpersonen ook in dit werk naar de hoofdpersonen aan het hof. Juno stond voor de minnares van de koning...
Quinault en Lully hebben samen een nieuw genre ontwikkeld: de tragédie en musique. De tragédies van Lully en Quinault bestonden steevast uit vijf actes waarin veel heroïek voor kwam. Het onderwerp kwam uit de Griekse mythologie of (later) de middeleeuwse ridderverhalen. Uiteraard speelde de liefde in deze werken een belangrijke rol. En anders dan in de Venetiaanse opera bijvoorbeeld liet Quinault komische scenes en subplots met mensen uit de lagere klassen achterwege. Deze terzijdes verstoorde de eenheid van het plot, was de gedachte.
Quinault toonde een grote voorliefde voor het tonen van heroische "gloire" en "tendresse". Dat laatste was in zijn libretti zelfs zo dominant aanwezig dat zijn grote concurrent Boileau uitriep dat "bij Quinault alles met "tendresse" gezegd wordt, zelfs de mededeling "Ik haat je!".
De heroische liefde tussen de hoofdpersonen - per definitie in complexe verhoudingen - liet Quinault altijd beïnvloeden door bovennatuurlijke krachten en magie. Een grote portie spektakel was daarbij onmisbaar. Minstens één keer per acte veranderde de mis-en-scène op magische wijze.
Vast onderdeel vormden ook de balletten. Deze werden ingezet als gestyleerde presentaties van ceremonieën, gevechten, of vieringen.
De tragédies en musique van Quinault en Lully zouden de Franse opera een eeuw lang beheersen.