(02 mei 1660 - 24 oktober 1725)
Alessandro Scarlatti, de vader van de klaviervirtuoos Domenico Scarlatti, was de man van die Napels aan het eind van de 17e eeuw tot centrum van opera en belcanto maakte. In de periode 1684-1702 werkte hij aan het Napolitaanse hof en schreef aldaar maar liefst 45 opera's. Zijn werk bracht hem verder in Rome, Florence en Venetië.
"Een vriend van de adel en de prinsen", zo noemde kardinaal Ottoboni, bij wie Scarlatti als kapelmeester in dienst was, hem. Hij werkte behalve voor Ottoboni en het hof van Napels voor de Medici in Florence en de adel in Rome. Bij de Zweede koningin Christina werkte hij in haar privé-operatheater. In totaal schreef Scarlatti zo'n 70 opera's.
Eerder dan Händel schreef Scarlatti al aria's in de beroemde da capo-vorm (aba). Hij was het ook die de Italiaanse opera-ouverture zijn definitieve vorm gaf: snel-langzaam-snel in dansritmes die verder weinig van doen hadden met de rest van de opera.
Daarnaast legde Scarlatti de basis voor de buffa finale. Hij liet de eerste aktes van zijn serieuze opera's vaak eindigen met een komisch duet.
Naast opera schreef Scarlatti nog ruim 600 cantates, 28 oratoria, ca 100 motetten en ander religieus werk.
Stabat Mater van A. Scarlatti door Concerto Italiano