mei 1562 - 16 oktober 1621
Jan Pieterszoon is een van de grootste componisten van Nederland. Hij werd in 1562 geboren in Deventer, zijn vader was organist en hoogstwaarschijnlijk een bastaardzoon. Sweelinck, zijn broer Gerrit (kunstschilder) en zijn zussen Marie en Tryntgen kregen in elk geval de naam van hun moeder. Het gezin verhuisde twee jaar later naar Amsterdam waar vader Sweelinck tot aan zijn dood in 1573 als organist aan wat dan nog de Sint Nicolaaskerk heette, verbonden was. In 1577 werd Sweelinck organist aan dezelfde kerk, pas 15 jaar oud.
Een jaar later vond de Alteratie plaats. Het katholieke stadsbestuur van Amsterdam werd zonder bloedvergieten de stad uit gezet, de kerken vielen voortaan onder het protestantse stadsbestuur. Deze omwenteling had enorme gevolgen voor Sweelinck. Als organist was hij voortaan niet meer welkom bij de kerkdiensten. Maar hij bleef wel in dienst van het stadsbestuur. Zijn opdracht was voortaan te spelen voor én na de kerkdiensten of op andere momenten van de dag. De Oude Kerk - de nieuwe naam voor de Sint Nicolaaskerk - was open: men sprak er af als ware het een overdekt park en bij slecht weer dreef men handel in de kerk. Alles onder het genot van orgelspel van Sweelinck.
De faam van Sweelinck verspreidde zich als een lopend vuurtje door Europa. Van heinde en verre kwamen studenten naar Amsterdam om van Sweelinck les te krijgen, en voor menig bezoeker aan Amsterdam behoorde het bijwonen van een concert van Sweelinck tot een van de hoogtepunten van het verblijf. De lovende kritieken bezorgde Sweelinck bijnamen als 'Orpheus van Amsterdam'.
Het is opvallend dat Sweelinck geen enkel van zijn klavierwerken - hij moet ook een eminent klavecimbelspeler zijn geweest - tijdens zijn leven heeft uitgegeven. Alle klavierwerken die we nu nog van Sweelinck kennen, zijn overgeleverd via handschriften die zijn leerlingen door Europa verspreid hebben.
Sweelinck schreef ook een groot vocaal oeuvre dat wel uitgegeven is: veel chansons, madrigalen, de Cantiones Sacrae en een volledige cyclus aan meerstemmige zettingen van de 150 psalmen. De religieuze muziek had dus geen enkele liturgische functie en was bedoeld om in huiselijke kring uit te voeren. Of tijdens de bijeenkomsten van de zogenaamde Collegia Musica, groepjes goed getrainde amateurmusici, waar overigens ook de wereldlijke muziek op de lessenaars stond.
Terwijl Sweelinck na de Alteratie in Amsterdam een nieuwe dimensie aan het begrip stadsorganist gaf, bevond Europa zich in muzikaal opzicht aan de vooravond van een geheel nieuwe episode, de barok. En hoewel Sweelinck waarschijnlijk nooit zuidelijker is geweest dan Antwerpen, was hij uitstekend op de hoogte van wat er zich in Italië afspeelde. In zijn muziek zijn invloeden van onder meer de Venetiaan Andrea Gabrieli te horen, maar ook van bijvoorbeeld de Engelse John Bull.
Tot Sweelincks belangrijkste leerlingen mogen we Samuel Scheidt en Heinrich Scheidemann rekenen. Maar zij waren niet de enige Duitse leerlingen. Op goed moment waren alle organistenposten van de belangrijkste kerken in Hamburg bezet door oud-leerlingen van Sweelinck. Het leverde Sweelinck nog een bijnaam op: 'Der Organistenmacher'. Sweelinck stond zo aan de basis van de Noord-Duitse Orgelschool waaraan ruim een eeuw later ook Johann Sebastian Bach zijn bijdrage zou leveren.
In 1621 overleed Sweelinck plotseling. Zijn Vierde Psalmbundel stond op stapel om uitgegeven te worden. Het voorwoord rept met geen woord over zijn overlijden, blijkbaar was dit al gedrukt toen Sweelinck overleed. Met hem verloor Amsterdam zijn grootste componist. Vondel dichtte terecht voor Sweelinck het volgende grafschrift:
Op Meester Joan Pieter Swelinck. Phoenix der Musijcke en Orgelist van Amsterdam
Dits Sweelinck’s sterfelyk deel; ten troost ons nagebleven;
’t Ontsterfelyk hout de maet by Godt in ’t eeuwig leven;
Daer streckt hy, meer dan hier omvatten ons gehoor,
Een goddlycke galm in aller Enghlen oor.