(18 november 1786 - 05 juni 1826)
Carl Maria von Weber werd geboren op 18 november 1786 in Eutin in het prinsbisdom Lübeck als oudste van de drie kinderen van Franz Anton von Weber en Genovefa Brenner. Carl Maria von Weber studeerde als kind muziek bij Heuschkel in Hildburghausen. In 1798 overleed zijn moeder en in datzelfde jaar vertrok hij naar Salzburg om bij Johann Michael Haydn te gaan studeren. Later volgde Von Weber nog muziekles in München bij de zanger Johann Evangelist Wallishauser en bij de organist Kalcher. Op twaalfjarige leeftijd schreef hij zijn eerste muziekstukken: Zes fughettes voor piano, een mis en de opera Die Macht der Liebe und des Weins. Deze stukken zijn echter verloren gegaan.
In 1800 verhuisde de familie Von Weber naar Freiberg in Saksen. Von Weber was toen 14 jaar oud en schreef daar de opera Das stumme Waldmädchen. Deze opera werd later ook opgevoerd in Wenen, Praag en Sint-Petersburg. Von Weber schreef daarnaast recensies in kranten, onder andere in de Leipziger Neue Zeitung.
Een jaar later verhuisde de familie weer terug naar Salzburg. Von Weber studeerde daar bij Joseph Haydn en bij Abbé Vogler. In 1803 verscheen de opera Peter Schmoll und seine Nachbarn. Met deze opera vestigde Von Weber definitief zijn status als componist. Op Abbé Voglers voordracht werd Von Weber benoemd tot directeur van de Opera in Breslau. Niet veel later kreeg Von Weber een aanstelling aan het hof van de keurvorst van Württemberg, Frederik I.
Hij was betrokken bij enkele schandalen, waardoor hij ontslag nam in Breslau. Als componist ging het hem echter voor de wind. Hij schreef opera's en pianomuziek, maar ook veel katholieke kerkmuziek. In 1810 maakte hij een reis door Duitsland, waarbij hij verschillende steden bezocht. In 1813 werd hij directeur van de opera in Praag. Ook werkte hij een paar jaar in Berlijn en vanaf 1817 was hij directeur van de opera in Dresden. Hij zette zich in voor de erkenning van de Duitse opera, als reactie op de Italiaanse opera die toen in Europa nog hoogtij vierde.
De opera Der Freischütz betekende het hoogtepunt van Von Webers carrière. De compositie was vernieuwend vanwege het gebruik van meerdere lagen harmonieën en van thema's uit volksmuziek uit Centraal Europa. De opera ging in 1821 in Berlijn in première. In 1826 vertok hij naar Londen de opera Oberon te voltooien en te produceren in Covent Garden. Daar overleed hij op 5 juni 1826. Aanvankelijk werd hij begraven in Londen, maar achttien jaar later werden zijn resten opgegraven en herbegraven in Dresden.