(13 maart 1860 - 22 februari 1903)
Hugo Wolf was een Oostenrijkse componist geboren in Windischgrätz, een deel van het Oostenrijkse Rijk wat nu Slovenië is. Hij is met name bekend om zijn liederen. Hugo Wolf wist aan dit genre een unieke expressiviteit mee te geven, uniek voor de late Romantische muziek die pas zou geëvenaard zou worden door de Tweede Weense School.
Zijn vader begon hem met zijn vierde jaar al piano- en vioolles te geven. Geïnspireerd door Beethoven begon hij al op jonge leeftijd te componeren. Hij studeerde van 1875 tot 1877 aan het Konservatorium der Gesellschaft der Musikfreunde in Wenen bij onder meer Robert Fuchs. Daar leerde hij zijn medestudent Gustav Mahler kennen en raakte met hem bevriend. De muziek van Wagner trok hem zeer aan; die van Brahms verafschuwde hij. Wolf wordt terecht beschouwd als de componist die als eerste Wagneriaanse invloed integreerde in het Duitse lied. Wolf is erin geslaagd zijn voorganger niet na te bootsen, maar een eigen persoonlijke taal te ontwikkelen. Hij componeerde tussen 1888 en 1891 in een recordtempo meer dan 200 liederen, die zijn betekenis als componist hebben bepaald. In deze periode werd hij regelmatig gekweld door depressies die zijn productiviteit dan ook belemmerden.
Naast zijn liederen schreef hij ook toneelmuziek, koor- en orkestwerken en kamermuziek, maar vele daarvan werden niet voltooid. Zijn opera Der Corregidor ging in 1896 met succes in première in Mannheim, maar is zo goed als vergeten. Hoewel dit werk rijk is aan geestdrift en originaliteit, is het dramaturgisch minder sterk.
Hij had een zwakke psychische gezondheid en kon weinig tegenslag verdragen. Perioden van koortsachtige creativiteit werden afgewisseld door zware depressies. Hij moest in 1898 opgenomen worden in de Landesirrenanstalt in Wenen waar hij uiteindelijk krankzinnig werd en stierf.
Bo Skovhus zingt “Benedeit die sel'ge Mutter” van Hugo Wolf