(14 oktober 1871 - 15 maart 1942)
Ooit noteerde Arnold Schönberg: 'Vrijwel alles wat ik weet over compositie en zijn problemen heb ik te danken aan Alexander Zemlinsky. Ik heb hem altijd een groot componist gevonden'. Als componist was Zemlinskys grootste probleem dat hij 'misschien wel te geavanceerd was voor zijn conservatieve tijdgenoten en niet interessant genoeg voor de radicale vernieuwers. In zijn vroege werken werd hij beïnvloed door Mahler, Strauss en Schönberg, in zijn late eerder door Weill en het Duitse neoclassicisme.
Ook zijn uiterlijk hielp Zemlinksy niet echt. Alma Mahler omschreef hem als een 'akelige kleine gnoom – kinloos, tandeloos en stinkend naar Kaffeehäuser'. Zemlinsky was een typisch product van het Weense multiculti wereldje. Zijn vader kwam uit Slowakije, zijn moeder stamde uit een Bosnisch-Joodse familie uit Sarajevo. Hij studeerde van 1890-1892 aan het Weens conservatorium. Zelf behoorde hij tot het groepje musici dat zich rond Mahler verzamelde in een poging om het conservatieve muziekklimaat in het Wenen van de jaren 1890 te hervormen. Hij werd ook lid van de Wiener Tonkünstlerverein; de erepresident van die club, Johannes Brahms, bemoedigde de jonge componist. Het lied en de opera gingen het wezenlijkste bestanddeel van Zemlinsky's oeuvre vormen. Parallel met zijn loopbaan als componist ontwikkelde zich een carrière als dirigent. Zemlinsky werd echter het slachtoffer van het beleid van de Nazis. Hij vluchtte in 1938, naar de Verenigde Staten, waar hij in 1942 in alle anonimiteit overleed.