Componist: Nikolai Rimski-Korsakov
Librettist:
Vladimir Belski
Première: 07-10-1909 te Moskou
Tsjaar Dodon laat zich op advies van zijn astroloog bedienen in oorlogszaken leiden door een gouden haan. Hij verliest op het slagveld zijn twee zonen maar komt een wondermooie tsarina tegen. Hij is zo in de ban van haar, dat hij werkelijk alles voor haar doet. Bij terugkomst in de stad eist de astroloog zijn beloning voor de gouden haan op: de tsarina.
"Ik ben de meester-tovenaar, zonder enige scholing of opleiding zal ik voor jullie ogen fantastische vormen doen oprijzen". Met deze woorden begint De gouden haan, Rimski-Korsakovs laatste opera. Ze zouden ook heel goed op hemzelf kunnen slaan. Nikolaj Andrejevitsj Rimski-Korsakov was ook een tovenaar, een magiër van klanken, een weergaloze oproeper van sprookjesachtige sferen en dat lang voordat hij ook maar iets afwist van de regels van het componeren.
In 1906 begon Rimski-Korsakov aan deze opera en voltooide deze een jaar later. In datzelfde jaar 1907 werd het keizerlijke leger in de Russisch-Japanse oorlog verslagen. Hierdoor werd een opera, gebaseerd op Poesjkins gelijknamige verhaal over de militaire incompetentie van Tsaar Dodon, als een slecht verhulde aanval op het staatsbeleid van Tsaar Nicolaas II gezien. Dat bleef bij de keizerlijke autoriteiten natuurlijk niet onopgemerkt en de opera werd verboden tot er een aangepaste versie was gemaakt.