Der Vetter aus Dingsda (operette)

Componist: Eduard Künneke

Première: 15-04-1921 te Berlijn

Toelichting

Der Vetter aus Dingsda speelt in het welvaartsparadijs aan de Noordzee ten tijde van de grote inflatie in Duitsland en behoort tot de zogenaamde “Holland-operettes”. In tegenstelling tot alle eerdere “Holland-operettes” gebruikte Künneke Holland niet om klompendansen en tulpenfeesten te presenteren, maar om een exotische klinkende wereld aan de man te brengen. "Sieben Jahre lebt' ich in Batavia", is de beginregel van het beroemde septet, dat met een uitdagende banjobegeleiding vooruitloopt op het klankidioom van Kurt Weill's Dreigroschenoper. De in de titel genoemde neef Roderich is vertrokken naar Batavia. Julia wacht nu op zijn terugkomst en in plaats van smachtende barcarolles, zoals in vroegere “Holland-operettes”, verdrijft zij haar tijd met uitdagende one-steps, shimmy's en tango's. Dit imago van een exotisch 'Holland' is nieuw in de geschiedenis van het genre. Geen gebruikelijke clichés van een land met de molens, maar een verwijzing naar de werkelijke situatie. Künneke's komedie met persoonsverwisselingen zou zich overal kunnen afspelen, maar door het Batavia-aspect is het voor iedereen duidelijk dat we ons in Holland bevinden. Er wordt ons een modern, kosmopolitisch Holland getoond, dat de sfeer ademt van de destijds ook in Duitsland populaire koloniale romans van Louis Couperus.