Die schöne Müllerin (liedcyclus)

Componist: Franz Schubert

Librettist: Wilhelm (Johann Ludwig Wilhelm) Müller

Première: gecomponeerd in 1823

Korte inhoud

Welgemoed stapt een jongeman langs een beek. Deze zal hem vanzelf bij een molen brengen met een molenaar die hem werk zal verschaffen en al voortstappend droomt de jongeman al van een molenaarsdochter, knap en lief. De jongeman is al verliefd voordat hij haar gezien heeft. Natuurlijk is dit voer voor een drama, want: de jongeman vindt inderdaad een molen met molenaar, werk en een molenaarsdochter. En de jonge vrouw in kwestie is aardig en mooi, maar heeft andere plannen. Samen naar de beek kijken is voor hem het hoogtepunt in maanden tijd, voor haar iets om snel mee op te houden want ‘er komt regen aan’. De jongeman zoekt gedesillusioneerd troost bij de rivier, of beter gezegd, in de rivier.

Toelichting

Die schöne Múllering verhaalt over een mislukte liefde van een molenaarsknecht voor een molenaarsdochter. Deze gedoemde liefdesgeschiedenis staat in het eerste deel van Sieben und siebzig nachgelassenen Gedichten aus den Papieren eines reisenden Waldhornisten van Wilhelm Müller uit 1820. Hoe Schubert de bundel heeft leren kennen, is onduidelijk. Hij nam voor zijn liedcyclus bijna alle gedichten over maar liet achterwege wat de focus op de gevoelens van de molenaarsknecht zou kunnen doen verminderen.

Alle thema's uit de romantiek hebben een plaats in deze liedcyclus: het 'wandern', het zwerven en niet weten waar de reis heen zal voeren, de (misgelopen) liefde en tot slot rust vinden in de beek. De natuur is niet alleen een toevluchtsoord maar vormt ook een spiegel van de menselijke ziel.