Componist: Gioachino Antonio Rossini
Librettist:
Cesare Sterbini
Première: 20-02-1816 te Rome
Sevilla, aan het einde van de 18e eeuw. De knorrige medicus Bartolo heeft een oogje laten vallen op zijn pleegdochter Rosina en meer nog op haar bruidsschat. Zij prefereert de jonge graaf Almaviva, die bij alle verwikkelingen de hulp krijgt van de barbier Figaro. Ondanks allerlei voorzorgsmaatregelen en de hulp van Rosina's muziekleraar Basilio trekt Bartolo uiteindelijk aan het kortste eind.
Il barbiere di Siviglia is de belichaming van de Italiaanse opera buffa. Rossini had een onfeilbaar gevoel voor (muzikale) humor. Komische aspecten werden handig aaneengeregen door de geestigheid van de muziek. Rossini baseerde zijn opera op het eerste deel van de Figaro-trilogie, Le Barbier de Séville uit 1775 van Pierre Beaumarchais. Le nozze di Figaro van Mozart is gebaseerd op het tweede deel.
Het operaverhaal van Rossini bevat niet meer de politieke en maatschappelijke verwijzingen zoals het toneelstuk, maar daardoor zijn de individuele figuren en situaties des te levendiger geworden. De première in 1816 werd één van de grootste schandalen in de operageschiedenis: een struikelende Basilio die een bloedneus krijgt, een kat die onverwacht het toneel opspringt. Ondanks talentvolle zangers werd de opera in eerste instantie negatief onthaald. Tegenstanders bleven nog even trouw aan de versie van Paisiello uit 1782 die veel succes had in heel Europa. Maar met zijn prachtige muziek won Rossini al snel het pleit.
Buona Sera, Mio Signore (januari 2005, Teatro Real, Madrid met María Bayo en Juan Diego Flórez