Componist: Giuseppe Verdi
Librettist:
Alphonse Royer
Gustave Vaëz
Première: 26-11-1847 te Parijs
Net nu de families van de graaf van Toulouse en de burggraaf van Béarn zich aan de vooravond van de Eerste Kruistocht met elkaar verzoend hebben en het huwelijk tussen Hélène, de dochter van de graaf, en de burggraaf van Béarn is aangekondigd, slaat het noodlot toe. Roger, de broer van de graaf van Toulouse laat uit jaloezie burggraaf Gaston vermoorden omdat hij zelf een oogje heeft op Hélène. Door een misverstand wordt niet Gaston vermoord maar wordt hem wel de moordaanslag in zijn schoenen geschoven.
Hélène blijft in zijn onschuld geloven en gaat na een paar jaar naar hem op zoek in het Heilige Land. Ze vindt hem terug, in gevangenschap van de emir. Ook Roger bevindt zich in de buurt van Jeruzalem, als kluizenaar wordt hij door niemand herkend. Zijn gewetenswroeging speelt hem parten en uiteindelijk zuivert hij de naam van Gaston.
Tijdens de drukste periode van zijn loopbaan - zijn galleienjaren, zoals de componist zelf deze tijd noemde - nam Verdi zich voor een opera voor Parijs te schrijven. Eigenlijk zou hij dit al in 1845 doen maar een moordend werkschema maakte dat onmogelijk. Pas in de zomer 1847 was er ruimte, direct na de première van I masnadieri in Londen in juli 1847 spoedde Verdi zich naar Parijs. Hier stelde hij Escudier voor zijn opera I Lombardi alla prima crociata te herzien en onder een nieuwe titel aan de Opéra aan te bieden. Deze herziening was onder meer nodig omdat het Franse publiek een ‘grand opéra’ met een ballet eiste. Voor een compleet nieuwe opera met een nieuw libretto had Verdi geen tijd. Bovendien hadden ook Bellini en Rossini hun eerste ‘grand opéra’ in Frankrijk gebaseerd op een ouder werk.