Componist: Nikolai Rimski-Korsakov
Librettist:
Nikolai Rimski-Korsakov
Première: 10-12-1895 te Sint-Petersburg
De weduwe en heks Solokha vliegt op haar bezem door de schoorsteen en neemt plaats op het dak van haar hut. Ze stemt toe om de duivel te helpen de maan te stelen. De duivel ergert zich aan Solokha's zoon Vakula, die een icoon heeft geschilderd om hem te bespotten. De duivel besluit een sneeuwstorm te veroorzaken om te voorkomen dat Vakula zijn geliefde Oksana ziet. Solokha zelf is juist zeer geïnteresseerd in Oksana’s vader Chub, een rijke kozak. Terwijl de storm woedt, rijdt Solokha naar de hemel en steelt de maan, terwijl de diaken en Chub beneden op aarde de weg niet meer kunnen vinden.
Nikolai Rimski-Korsakov was een overtuigd pantheïst, hij zag de natuur als een weerspiegeling van het goddelijke en dus als iets dat absoluut het behouden waard was. Met dit standpunt stond de componist lijnrecht tegenover de stromingen van zijn tijd. In de tweede helft van de 19e eeuw was tsaristisch Rusland zijn eigen natuurlijk hulpbronnen meedogenloos aan het uitputten om gelijke tred te houden met de Europese economieën. Rimski-Korsakov vond zijn alternatieve wereld in de Russische folklore, waarin ook Gogols korte verhaal De nacht voor kerstmis geworteld is.
Voor zijn opera breidde Rimski-Korsakov Gogols portret van het dorpsleven in de Oekraïne - het verhaal draait om de liefdesgeschiedenis tussen de smid Vakula en de dochter van de landeigenaar Oksana - uit met elementen uit het heidense geloof. Zo liet hij de sterren aan de hemel dansen en de zonnegoden Kolyada en Ovsen in mensachtige gedaanten verschijnen. Hun verschijning kondigt het einde van het donkere seizoen aan en is van grote invloed op de gebeurtenissen in het dorp. Pas na 'de wedergeboorte' van de zon geeft Oksana toe aan haar gevoelens voor Vakula. De filosofische vraag hierachter is in hoeverre menselijk handelen überhaupt denkbaar is in het licht van een planetair geheel. En tegelijkertijd wil Rimski-Korsakov de schoonheid van de kosmos tonen, een kosmos waarin de biologische en seizoensgebonden ritmes van de mens verscholen zitten.