Componist: Frederick Theodor Albert Delius
Première: 30-03-1904 te Elberfeld
In de proloog vraagt de dochter van een plantagehouder aan een oude slaaf, Uncle Joe, haar het verhaal te vertellen over Koanga en Palmyra.
Koanga is een voodoo-priester en een Dahomeense prins. Koanga belooft een voorbeeldige slaaf te zijn als hij met Palmyra, ook van Dahomeense afkomst, mag trouwen. Hij is zelfs bereid af te doen van zijn voodoo-geloof.
Er komt een eind aan het gelukkige huwelijk als de plantagehouder Palmyra voor zich wil hebben en haar verleid. Koanga keert terug tot zijn voodoo-geloof, het verhaal heeft een gewelddadige afloop.
In de epiloog denkt het meisje na over het verhaal van Uncle Joe.
De herinneringen aan zijn verblijf op een sinaasappelplantage in Florida in 1884 vormen de bron van de derde opera Koanga van Delius. Hij werkte hieraan in de jaren 1895-1897. Delius gebruikte melodieën en harmonieën die hij van de werkers op de plantage had gehoord. Hiermee werd Koanga de eerste opera werd waarin melodisch materiaal voorkomt dat gebaseerd is op de Afrikaans-Amerikaanse muziek.