Káta Kabanová (opera)

Componist: Leos Janáček

Librettist: Leos Janáček

Première: 23-11-1921 te Brno

Korte inhoud

Káta is getrouwd met Tichon, maar hun huwelijk is geen succes. Tichons wilskrachtige moeder Kabanicha beheerst hun leven. Zij verwijt Tichon geen goede koopman en geen goede echtgenoot te zijn, en dringt hem instructies op over hoe Káta zich moet gedragen. Káta's eerst nog beheerste houding leidt bij Kabanicha tot woede en nog meer onbegrip.
Káta neemt Tichons pleegzusje Varvara in vertrouwen: sinds haar huwelijk heeft zij elk plezier in simpele dingen, bijvoorbeeld het zingen van vogels, verloren en wordt zij verscheurd door schuld. 's Nachts ligt zij uren wakker, gekweld door een verlangen dat iemand haar komt weghalen. Varvara, zelf verliefd op de leraar Kudrjas moedigt Káta aan toe te geven aan dit verlangen
Boris is verliefd op Káta. Varvara bezorgt Káta een sleutel van de poort waar Boris op haar zal wachten. Als Tichon op zakenreis is, gaat Káta, hoewel doodsbang dat er tijdens haar afwezigheid iets vreselijks gebeurt, naar de poort. Eerst probeert ze Boris' liefdesverklaring af te wijzen, maar dan vallen beiden elkaar in de armen.
Als Tichon is teruggekeerd, zoekt Varvara tijdens een hevige storm naar Boris. Zij is bang dat Káta, gebroken nu haar man weer thuis is, alles aan hem en Kabanicha opbiecht. Ondanks pogingen van Kudrjas en Varvara om haar te kalmeren, bekent de radeloze Káta aan Tichon en Kabanicha dat ze tijdens zijn afwezigheid elke nacht met Boris doorbracht.
Nog eenmaal ontmoeten Káta en Boris elkaar, nog eenmaal omhelzen zij elkaar.
Dan stort Káta zich in de rivier.

Toelichting

Janáçek schreef Káta Kabanová tussen 1919 en 1921. De opera wordt wel beschouwd als het hoogtepunt van Janáčeks werk. Het leven van de hoofdpersoon Káta is vooral de verbeelding van de strijd om vrijheid, van de strijd zich te ontworstelen aan de alles overheersende morele druk van de boerengemeenschap. De oude tradities van deze gemeenschap wordt vertolkt door Kabanicha, de schoonmoeder van Káta Kabanová.

Janáček componeerde in een rauwe, realistische stijl. Passages met veeleer declamatie dan zang worden afgewisseld met passages van Slavische lyriek.

Rollen in dit werk
  • Savjol Prokofjevic Dikoj - een koopman (bas)
  • Boris Grigorjevic
  • Marfa Ignatevna Kabanova (Kabanicha)
  • Tichon Ivanyc Kabanov
  • Káta - vrouw van Tichon (sopraan)
  • Vana Kudrjas
  • Varvara
  • Kuligin
  • Glasa
  • Feklusa
  • Zena