Mer hahn en neue Oberkeet (Bauernkantate) (kamermuziek)

Componist: Johann Sebastian Bach

Librettist: Picander

Première: 30-08-1742 te Klein-Zschocher (Leipzig)

Korte inhoud

Het plot leest als een flirt tussen het boerenmeisje Mieke en een niet bij name genoemde boerenjongen tijdens een feestje op landgoed Klein-Zschocher waar het bier rijkelijk vloeit ('We hebb’nen nieuwe bovenbaas en en zijn nu al verknocht. Hij schenkt ons bier dat stijgt naar hier.')
Het stel daagt elkaar uit ('Zeg Mieke, bied mij eens je mondje aan.' 'Hoe jij te ver kunt gaan! Je bent een opgewonden standje'), maar neemt ook de mensen in hun naaste omgeving de maat: de dominee, de baas en diens vrouw ('En dan meneer zijn vrouw: geen aasje arrogant.').
Natuurlijk komt ook de lokale politiek ter sprake en blijkt de baas ondanks de visbelastingen een beste kerel die ervoor zorgt dat boerenjongens niet door het leger gerecruteerd worden.
[vertaling: Carel Alphenaar]

Toelichting

In 1742 verwierf Carl Heinrich von Diskau, directeur belastingen het landgoed Klein-Zschocher, vlakbij Leipzig. Dat moest gevierd en mogelijk dat men via Picander die behalve tekstschrijver ook belastingambtenaar was, bij Bach uitkwam voor de inhuldigingsmuziek. Het plot bestaat uit een flirt tussen het boerenmeisje Mieke en een niet bij name genoemde boerenjongen, waarbij ook de plaatselijke roddels worden doorgenomen.
Bach brengt alles met flinke dosis humor. De boerenmuziek krijgt in deze 'cantate burlesque' hier en daar ruim baan, bijvoorbeeld al in de ouverture dat een ware potpourri is voor een typisch dorpsensemble van twee violen, altviool en bas.
Het was een groots feest, deze inhuldiging van Herr von Diskau, en volgens overlevering gecomplementeerd met vuurwerk.