Componist: Johann Sebastian Bach
Librettist:
Picander
Première: Kerst 1734 tot Driekoningen 1735 te Leipzig
'Oratorium' schreef Bach in december 1734 op een verzameling van zes cantates. De cantates waren bedoeld voor uitvoeringen in de twee belangrijkste kerken van Leipzig, de Nikolaikirche en de Thomaskirche. Door de partituur de aanduiding 'oratorium' mee te geven, maakte Bach duidelijk dat hij de cantates als een eenheid zag, hoewel ze inhoudelijk voor verschillende zon- en feestdagen rondom kerst en nieuwjaar zijn bedoeld. Elke cantate was immers bedoeld voor een van de feestdagen tussen kerst en Driekoningen.
Gedwongen door de liturgische opzet van de periode waarvoor hij de cantates schreef, moest Bach het oratorium dus opdelen in verschillende cantates. Aan de ene kant vroeg de structuur van de kerkdienst om zelfstandige werken, geschikt voor de betreffende zon- of feestdag. Aan de andere kant heeft Bach geprobeerd een eenheid in het Weihnachtsoratorium aan te brengen door de cantates als een uitgebalanceerd geheel te presenteren. Zo zijn de aria's (of solo-ensembles) gelijkelijk verdeeld met twee per cantate en vertelt de tenor - als een evangelist - in de recitatieven het kerstverhaal, vanaf de geboorte van Christus tot de komst van de drie Wijzen uit het Oosten. In muzikaal opzicht wordt die eenheid bereikt door het tonale schema, dat rondom de toonsoort D is gegroepeerd en door de orkestratie. Verder laat Bach de koraalmelodie 'Herzlich tut mich verlangen' aan het begin en het eind van het Weihnachtsoratorium terugkeren. Op deze manier presenteert Bach de zes cantates als een eenheid, net zoals de gelovigen in het 18e-eeuwse Leipzig de zes belangrijkste feestdagen tussen kerst en Drie Koningen als een eenheid beschouwden.
In 1723 verhuisde Bach naar Leipzig waar hij cantor van de Thomaskirche werd. In het eerste decennium van zijn dienstverband in Leipzig, dat tot aan zijn dood in 1750 zou voortduren, schreef Bach zijn grote koorwerken: Matthäus Passion, Hohe Messe, Zes Motetten en het Weihnachtoratorium. Hoewel Bach zijn cyclus van zes cantates zelf een oratorium noemde, is het geen oratorium in de klassieke zin des woords (namelijk een dramatische voorstelling van een bijbels verhaal). Het is een episch-lyrisch verhaal over de geboorte van Christus met teksten uit de evangeliën van Lucas en Matthäus, aangevuld met enkele lyrische passages van Bachs tijdgenoot Picander. Bach schreef de cantates voor de kerkdiensten tijdens de drie kerstdagen, Nieuwjaarsdag, de daaropvolgende zondag en Driekoningen. Zoals gebruikelijk in zijn tijd herbruikte Bach een aantal delen uit eerder geschreven werken. Deze muziek die bedoeld was voor het opluisteren van enkele feestelijke gebeurtenissen aan het Saksische hof, was voorbestemd om slechts eenmaal ten gehore gebracht te worden. Maar de cantor aan de Thomaskirche stond eigenlijk altijd onder tijdsdruk en daarom werkte hij de muziek om voor het kerstfeest. Gelukkig maar, want anders had 'Jauchzet, frohlocket auf, preiset die Tage' nooit op 24 december 1734 in de Thomaskirche weerklonken. Een feestelijkere opening van het kerstfeest is toch nauwelijks voor te stellen.