Terug naar de vorige pagina

woensdag 31 januari 2024

Das triadische Ballett

De kostuums waren van hout, metaal, folie of rubber. Sommige kostuums wogen zo’n vijf kilo of zelfs nog meer, bij andere kostuums was het schier onmogelijk een been op te tillen. Niet bepaald kleding om in te dansen met zwierende armen of hoog opzwiepende benen. Maar dat was ook niet de bedoeling van de maker, Oskar Schlemmer. Of moet ik zeggen: makers, Oskar Schlemmer én Albert Burger en zijn vrouw Elsa Hötzel? De laatsten, dansers van de Stuttgarter Hoffopera, hadden het idee opgevat een eigen, op nieuwe leest geschoeide dans te choreograferen. Het klassieke ballet hielden zij voor passé. Uit hun kennissenkring van kunstenaars kozen zij Oskar Schlemmer – toen nog student aan de kunstacademie in Stuttgart – om hen te helpen met decors en kostuums. Het was 1912.

Het werd een project van de lange adem. Van meet af aan was het duidelijk dat driedeligheid een belangrijke rol in het werk zou gaan spelen. Aanvankelijk beoogden Burger & Hötzel een drieëenheid van beweging, muziek en beeldende kunst. Maar een componist kon het tweetal niet vinden, Arnold Schönberg hield de boot af. En gaande het project breidde deze driedeligheid zich uit: drie dansers, drie aktes met elk een eigen kleur (geel, blauw en zwart). En op een goed moment besloot Schlemmer die dit nieuwe ballet meer en meer als zijn project ging zien, ook de vormentaal te beperken tot drie vormen cirkel, vierkant en driehoek.

Wie naar een van de bekendste schilderijen van Schlemmer kijkt, ziet meteen hoe belangrijk geometrische vormen voor Schlemmer waren.

Als student aan de klassiek georiënteerde Stuttgarter Akademie was er niets dat wees op de revolutionaire ideeën die Schlemmer zou gaan ontwikkelen, al voelde hij zich als student wel aangetrokken tot de Futuristen en Kubisten. Maar na zijn afstuderen, en misschien ook wel door zijn contacten in de danswereld, raakte Schlemmer steeds meer gefascineerd door het menselijk lichaam en dan met name de stilistische en sterk vereenvoudigde weergave ervan.

Schlemmer voelde zich op het doek teveel gevangen in het tweedimensionale. Met dans kon hij zijn beelden driedimensionaal maken.  ‘Architektur, Plastik, Malerei sind unbeweglich: sie sind in einen Moment gebannte Bewegung … Die Bühne als Stätte zeitlichen Geschehens bietet hingegen die Bewegung von Form und Farbe’.

Beetje bij beetje nam Schlemmer de regie over van het project van Burger & Hötzel en begon zich ook met de dans te bemoeien met als belangrijkste consequentie dat zijn kostuums de bewegingen van de dansers dicteerden.

In 1916 ging een eerste deel van Das triadische Ballett in première, op muziek van de Italiaan Enrico Bossi. Schlemmer danste zelf ook mee, in de zwaarste en meest belemmerende kostuums. Voor sommige kostuums waren twee assistenten nodig om Schlemmer erin te hijsen.

De figuur ‘Der Abstrakte’ uit Das Triadische Ballett, voor dansers een van de meest problematische kostuums omdat het rechterbeen niet kan buigen

Gekissebis

Pas in 1922 kwam het tot een officiële première en in de jaren erna kwam het sporadisch nog tot een heropvoering, telkens met andere muziek. Zo schreef Hindemith speciaal voor een opvoering in 1926 bij Donaueschinger Kammermusik-Tagen in Donaueschingen muziek voor orgel. Maar omdat deze opvoering heel anders was dan bij de première in 1922, is niet te zeggen dat het werk van Hindemith dé muziek van het balletwerk is. Eigenlijk was na de afwijzing van Arnold Schönberg de focus op de muziek verdwenen.
En hoewel het ballet intussen wel op ieders tong lag, bekoelde de vriendschap tussen Schlemmer en het dansechtpaar; Burger & Hötzel verweten Schlemmer dat hij alle eer opstreek. Na veel gekissebis en rechtszaken mocht Schlemmer de kostuums houden waarin hij zelf gedanst had.

Het ballet heeft geen verhaallijn al lijken de opeenvolgende aktes wel iets te suggereren van joviaal-burleske in de eerste gele akte via feestelijk in de tweede blauwe akte tot mysterieus-fantastisch in de zwarte slotakte.

Van die sporadische opvoeringen is nauwelijks iets bewaard gebleven: notities van Schlemmer, zijn schetsen voor de kostuums, recensies en een enkele foto. Maar door toeval hebben we nog de originele kostuums die Schlemmer mocht houden. De kunstenaar had ze in 1938 naar New York verscheept voor een Bauhaus-tentoonstelling in het Museum of Modern Art. Die tentoonstelling zou er niet meer komen, Europa stond in brand en de overige kostuums zijn verloren gegaan. Schlemmer overleed in 1943, zijn ballet raakte in vergetelheid tot in de jaren ’70 het ballet onder stof vandaan is gehaald, vooral door de onvermoeibare inzet van Gerhard Bohner. Op basis van de nog bestaande kostuums en de foto’s zijn alle kostuums opnieuw gemaakt, en zijn er inmiddels diverse reconstructies gemaakt, altijd met de kostuums als uitgangspunt.

Hieronder een video van een reconstructie van Margarete Hastings uit 1970, met Tut Schlemmer, de weduwe van Oskar Schlemmer als een van de dansers.

  • Zoek op gerelateerde categorieën:
  • Deel dit artikel met anderen: