Terug naar de vorige pagina

vrijdag 3 april 2020

De Russische ziel in muziek

Op zaterdag 11 april 2020 zou het ballet Doornroosje van Tsjaikovski op het programma staan tijdens de reis naar Leipzig. U kent deze componist allemaal, maar ik wil u graag iets vertellen over de geschiedenis van de Russische muziek, die heel anders is dan in andere westerse landen.

Het begint met de Russisch-orthodoxe kerkmuziek en de volksmuziek. Daarna heeft de muziek in Rusland zich niet ontwikkeld, zij kennen geen eigen barokmuziek of renaissance of klassieke tijd. Tot de 19e eeuw bepaalden Italiaanse, Franse en Duitse componisten de wereldlijke muziek in Rusland. Er heerste een constante strijd of het land Europees of Aziatisch van karakter moest zijn.

Om een beetje in de stemming te komen laat ik u een paar delen uit de Vespers (in het Engels meer correct de All-Night Vigil genoemd) van Rachmaninov horen, gezongen door het Nederlands Kamerkoor .

Ik heb deze Vespers met het Omroepkoor en het Nederlands Kamerkoor vaak uitgevoerd en het was een hele klus om de uitspraak van het Russisch goed onder de knie te krijgen. Omdat wij het cyrillisch schrift niet konden lezen, werd het fonetisch aangeboden maar dan nog was er bij iedere repetitie een taalcoach aanwezig.

Nederlands Kamerkoor onder leiding van Peter Dijkstra voert enkele delen uit de All-Night Vigil van Rachmaninov uit.

Wat is er nou zo anders aan de geschiedenis van de kunstmuziek in Rusland in vergelijking met die van de andere landen? Het land was dun bevolkt en arm, er waren behalve Moskou en Sint-Petersburg eigenlijk eeuwenlang geen cultuurcentra, een groot verschil met Italië en Duitsland waar adel en (kerk)vorsten de kunsten bevorderden en financierden.

Aan de culturele leiband van Italië

Een ander probleem was dat Russische componisten uit die begintijd meestal lijfeigenen waren die door de Italianen, die bij de rijke adel in dienst waren, werden onderwezen. Voor het ontwikkelen van een eigen stijl was geen ruimte. Geen wonder dat die eigen stijl in Rusland pas laat op gang kwam. Overigens werd het lijfeigenschap in Rusland pas in 1861 afgeschaft door Alexander de Tweede.
Een echt mecenaat ter bevordering van de kunst bestond niet in Rusland onder de grootvorsten, behalve tijdens de regeringen van de tsarina’s Anna Ivanovna (1730-1740) die Italiaanse operagezelschappen naar Sint-Petersburg haalde, en tijdens die van Catharina de Grote (1762-1796).

Italiaanse operagezelschappen maakten tournees door de in die tijd belangrijke Russische steden en pas aan het begin van de jaren 1770 ontstonden de eerste Russische opera’s in de eigen taal naar  buitenlandse voorbeelden. In de negentiende eeuw kwam eindelijk de autonome Russische opera tot bloei.

Als de vader van de Russische muziek wordt Michael Glinka genoemd. Op 27 juni 1888 noteerde Tsjaikovski in zijn dagboek: ‘De hele Russische symfonische school is volledig aanwezig in Glinka’s Kamarinskaya. En ja: met Glinka (1804-1854) begon aan het begin van de negentiende eeuw inderdaad de Russische ‘klassieke’ muziek en Glinka’s principebesluit om volkse melodieën als basis voor zijn muziek te kiezen werd door de generaties na hem overgenomen. En gelijk hadden ze, want de volksmuziek in dat enorme rijk had veel te bieden qua harmoniek, ritme enz.

Kamarinskaya van Glinka: het eerste Russische orkestwerk dat in zijn geheel gebaseerd is op een Russische volkslied.

Maar dat ging uiteraard niet helemaal vanzelf. Zo kreeg de westers georiënteerde pianist Anton Rubinstein (niet te verwarren met de beroemde pianist Arthur Rubinstein een eeuw later) die het muziekonderwijs van Sint-Petersburg professionaliseerde en voor het conservatorium vooral westerse docenten aantrok, een lawine van kritiek over zich heen. Tegenover zich had hij de leden van het zogenaamde Het Machtige Hoopje. Muziek moest vooral  Russisch klinken.

Opvallend is echter dat de meeste leden van Het Machtige Hoopje geen muzikale achtergrond hadden. Cui, Moessorgski en Rimski-Korsakov waren militairen en Borodin was opgeleid tot chemicus. Alleen Balakirev had als kind al een gedegen muzikale opleiding gekregen. Hij was dan ook initiatiefnemer van Het Machtige Hoopje.

De componisten van het 'Machtige Hoopje': Balakirev, Borodin, Cui, Moessorgski en Rimski-Korsakov
De componisten van Het Machtige Hoopje: Balakirev, Borodin, Cui, Moessorgski en Rimski-Korsakov

Afstand van de groep

Rimski-Korsakov begon later te twijfelen aan de doelstelling van de groep. Door veel zelfstudie, en contacten met de meer westers-georiënteerde Tsajikovski ontwikkelde hij zich in een andere richting, alhoewel hij bevriend bleef met de anderen. Uiteindelijk werd hij een belangrijk pedagoog en leverde als leerlingen onder anderen Glazoenov, Prokofjev en Stravinsky af.

Van tsaristische tot stalinistische censuur

In de muziekgeschiedenis van Rusland was er altijd censuur. Van componeren wat in je opkwam vanuit een vrije geest, was geen sprake. De hervormingen van Alexander II aan het eind van de vorige eeuw hadden wel enige invloed op het culturele leven. Zo werd het staatsmonopolie op theaters in 1882 afgeschaft waardoor hier en daar een kapitaalkrachtige mecenas een eigen gezelschap kon oprichten en daarmee kunstenaars meer vrijheid kregen.

De laatste culturele bloeitijd van tsaristisch Rusland, de zogenaamde Zilveren Tijd, leverde een hausse aan avant-gardistische stromingen op: het neo-nationalisme, het symbolisme, het primitivisme, het futurisme. Dat was een klimaat waarin iemand als Skrjabin kon gedijen. En het was de tijd waarin Diaghilev uitgenodigd werd naar Parijs te komen. Zijn Ballets Russes gaf Russische componisten enorme kansen, denkt u maar aan de wereldwijde successen van Stravinsky’s Vuurvogel en de Sacre du Printemps.

De Russische revolutie kwam en alles werd anders. De overheid eiste een proletarische cultuur. Voortaan moest kunst optimistisch en positief zijn, ze mocht vooral niet choqueren en al helemaal niet experimenteel. Het moest begrijpelijk zijn voor het proletariaat. Het muziekleven werd steeds meer gebureaucratiseerd. Sjostakovitsj maakte zijn opwachting en werd door het regime naar voren geschoven als ‘De Russische componist’. Maar rond 1930 werd de vrijheid weer aan banden gelegd. Veel componisten vertrokken naar het westen of belandden in inferieure baantjes. Stalin startte zijn eerste vijfjarenplan. Dat betekende voor de muziek dat enkel het massalied nog was toegestaan en componisten gedwongen werden in collectieven te werken. Daarbij moesten ze rekenschap afleggen van iedere noot die ze schreven en bovendien hun werk ter beoordeling voorleggen aan collega-componisten. 

Van Sjostakovitsj wil ik u graag de ‘Romance’ uit de suite The Gadfly laten horen, zo prachtig gespeeld door de violiste Nicola Benedetti.

Violiste Nicola Benedetti speelt ‘Romance’ uit de suite The Gladfly van Sjostakovitsj

De gevierde Sjostakovitsj bleek niet veilig te zijn. Zijn opera Lady Macbeth van Mtsensk was al twee jaar lang een succes, toen Stalin het werk voor het eerst zag. Het beviel Stalin totaal niet en Sjostakovitsj viel in ongenade, een uiterst gevaarlijke situatie. Er verscheen een anoniem stuk in de Pravda, waarin het werk werd neergesabeld als te modern en decadent. Ook Prokofjev die in de jaren ’30 nog vol optimisme naar zijn vaderland was teruggekeerd, werd volledig kapot gemaakt. Hieronder kunt u een heel bekend deel uit het ballet Romeo & Julia zien dat Prokofjev schreef toen hij weer terug was in Rusland. Met donkere klankkleuren laat Prokofjev perfect de onderhuidse spanning tussen de Capuleti en de Montagues al horen.

Een van de bekendste delen uit Romeo & Julia van Prokofjev: de dans van de ridders.

Wonderschone balletmuziek

Tot slot een fragment uit het ballet Doornroosje op muziek van Tsjaikovski – want daar ging het nu uiteindelijk allemaal om. In Leipzig zouden we voorstelling zien met een choreografie van Jeroen Verbruggen. Ik laat u echter een video zien van The Royal Ballet, waarin dansers commentaar geven op het verhaal en waarin ook de ongelofelijke prestatie van de dansers te zien is.

Introductie op Doornroosje door leden van de Royal Ballet, de dirigent en artistieke directie, gebaseerd op de productie uit 2006.
  • Zoek op gerelateerde categorieën:
  • Deel dit artikel met anderen:
Terug naar de vorige pagina

Over auteur Reina Boelens

Reina Boelens volgde de Kleinkunstacademie en werkte na haar studie jaren als cabaretière en actrice in diverse theatergezelschappen. Naast haar theaterwerk volgde zij een zangopleiding aan het Sweelinck conservatorium. Naast solistisch werk is zij altijd actief gebleven in het Nederlands Kamerkoor en het Groot Omroepkoor. Reina maakt muziektheaterproducties, treedt regelmatig op als solist en heeft een lespraktijk.

Alle artikelen van deze auteur