Op reis met Musico doen we niet alleen de concertzaal of het operahuis aan. Een vast onderdeel van het reisprogramma vormen de excursies naar musea, voor het bezoeken van bijzondere collecties en tentoonstellingen. Frankfurt is daarom een van mijn favoriete bestemmingen, een plaats die mijn kunsthistorisch hart sneller doet kloppen. En dat is allemaal dankzij het Städel Museum dat er is gevestigd, ook wel Städelsches Kunstinstitut und Städtische Galerie genaamd. Het is één van de oudste openbare, en wat mij betreft één van de interessantste musea van Duitsland.
Johan Friedrich Städel
Eerst maar even die naam, in de officiële versie toch enigszins een ‘tongbreker’: Städelsches Kunstinstitut und Städtische Galerie. Ze is afgeleid van de eigennaam van de stichter van de collectie, de bankier en specerijenhandelaar Johan Friedrich Städel (1728–1816). Deze vermaakte zijn gehele bezit, inclusief zijn huis aan de Frankfurter Rossmarkt en zijn omvangrijke boeken- en kunstcollectie, aan een stichting met zijn naam. Johan Städel bepaalde dat het Städelsches Kunstinstitut als museum en kunstschool openbaar toegankelijk moest zijn voor alle burgers van Frankfurt. Het fortuin van 1.200.000 florijnen dat erbij kwam, diende voor het beheer, uitbreiden en ontsluiten van de kunstcollectie.
Een uitzonderlijk instituut
In een tijd waarin openbare kunstcollecties nog op één hand te tellen waren, een soort oertijd voor musea als openbaar instituut, was dit op zich al een bijzonderheid. Maar wat het initiatief nog uitzonderlijker maakte, was dat het nieuwe kunstinstituut tevens een academie zou herbergen. Aan deze Städelsche Kunstschule moesten theorie en praktijk samenvloeien in een kunstopleiding die, in overeenstemming met Städels ideële oogmerk, helemaal gratis toegankelijk was voor alle studenten, ongeacht sociale klasse.
Vooruitziende blik
Het eigen Städelsche kunstbezit dat aan de basis lag voor de opleiding, veranderde in de loop der tijd aanzienlijk. Niemand minder dan Goethe vond de kwaliteit van de schilderijencollectie nogal tegenvallen, maar daar kwam Johan Städels vooruitziende blik om de hoek om kijken. Het grootste deel ervan werd al in de negentiende eeuw vervangen door veel betere werken. Dankzij die tijdige aanpassingen is het Städel Museum de trotse bezitter van iconische stukken als Sandro Botticelli’s Portret van Simonetta Vespucci als Nymf (aangekocht in 1849), Jan van Eycks Lucca-Madonna (aangekocht in 1850) en Johannes Vermeers De Geograaf (aangekocht in 1885). Over de collectie tekeningen en prenten was Goethe overigens wel heel enthousiast. Niet zo vreemd, want die werken waren grotendeels afkomstig uit de meest gerenommeerde verzamelingen van hun tijd, zoals de wereldberoemde verzamelingen van kenners als Pierre-Jean Mariette en Cornelis Ploos van Amstel.
Neusje van de zalm
Kortom, wie anno 2020 het Städel Museum bezoekt, ziet daar in de vaste collectie het neusje van de zalm aan schilder-, teken en prentkunst. Nog altijd is een kunstopleiding aan het instituut verbonden. En met een conservator/adjunct-directeur die tevens hoogleraar is aan de Goethe-Universität Frankfurt, kan het zomaar voorkomen dat je op zaal midden in een werkcollege valt, waarbij de studenten zich het hoofd breken over de betekenis van de tweekleurige ‘hozen’ van jonge mannen in de vijftiende eeuw. Het maakt het museum tot een levend instituut, dat voeling houdt met wat er in wetenschap, kunst en samenleving speelt.
Interessante tentoonstellingen
Misschien is dat ook wel een van de geheimen achter het succesvolle tentoonstellingsbeleid van het museum. Want dat hier de meest interessante tentoonstellingen worden gemaakt, is voor iedereen die het museum wel eens bezocht, evident. Zelf ging ik al vaker per trein een dag op en neer, bijvoorbeeld voor de exposities over de Meester van Flémalle en Rogier van der Weyden en Sandro Botticelli. Telkens intelligente tentoonstellingen, voortkomend uit vragen bij werken uit de eigen collectie. En dankzij de nalatenschap van Johan Städel weet de bezoeker bij voorbaat dat niet alleen die eigen meesterwerken, maar ook de beste bruiklenen uit andere musea getoond zullen worden. In alle opzichten dus een museum om voor om te rijden.