Les Huguenots van Giacomo Meyerbeer. In de negentiende eeuw verreweg de populairste Franse opera in het repertoire: binnen twee jaar beleefde de opera tweehonderd voorstellingen aan de Parijse Opéra, en het werd de eerste opera die daar de duizend voorstellingen haalde. Hoewel de opera de laatste jaren gelukkig vaker in de operatheaters te zien en te horen is, zegt deze titel het grote operapubliek tegenwoordig weinig. En onbekend maakt onbemind. Dat is eeuwig zonde, want het is een magistrale opera boordevol wonderschone en dramatisch effectieve muziek. De hoogste tijd dus voor een nadere kennismaking!
Religieus conflict
Les Huguenots is een typisch voorbeeld van de grand opéra, het genre opera dat zich in de negentiende eeuw in Parijs ontwikkelde. De grand opéra was een avondvullend werk in vier of vijf aktes met als onderwerp vrijwel altijd een historisch politiek of religieus conflict dat gebracht werd met weelderige, imposante decors. De zangpartijen waren groots en meeslepend, het koor kreeg een belangrijke rol toebedeeld en er moest standaard één, maar het liefst meerdere balletten in de opera verweven zitten.
Voor Les Huguenots koos Meyerbeer voor het religieuze conflict tussen katholieken en protestanten in de zestiende eeuw, dat uitmondde in de massaslachting van Parijse hugenoten in de nacht van 23 op 24 augustus 1572, de zogenaamde Bartholomeusnacht. Tegen de achtergrond van dat grote conflict plaatst Meyerbeer het conflict van de katholieke Valentine en de protestantse Raoul: een onmogelijke liefde.
De rode draad: couleur locale
Meyerbeer had in Parijs met zijn Robert le diable in 1831 een ware sensatie teweeg: dit werd de gouden standaard waaraan grand opéra in Parijs vanaf dan zou moeten voldoen. Met zijn volgende opera, Les Huguenots, bereikte Meyerbeer in 1836 zelfs een nog hoger niveau. Het zijn grootse, monumentale werken, maar het lukt Meyerbeer om een duidelijke samenhang in zijn opera’s te bereiken door het gebruik van specifieke muzikale motieven en kleuren, de zogenaamde couleur locale.
‘Ein feste Burg’
Het gaat hem daarbij niet om historische accuratesse als een doel op zich. Zo gebruikt hij in Les Huguenots als een belangrijk muzikaal motief door het hele werk de Lutherse hymne ‘Ein feste Burg ist unser Gott’, het strijdlied van de Reformatie. Meteen aan het begin van de ouverture horen we de melodie van de hymne. Toch kan dit typisch Duitse lied binnen de kringen van de hugenoten in het Frankrijk van de zestiende eeuw nauwelijks geklonken hebben. Het gaat Meyerbeer hier duidelijk niet om authenticiteit, maar om het dramatische potentieel van de hymne als een krachtig en duidelijk als protestants herkenbaar muzikaal idee.
Rijke karaktertekening
De duidelijke dramatische opvattingen van de componist zie je ook meteen terug in de manier waarop hij zijn personages muzikaal presenteert. Zo introduceert hij Marcel, een fanatieke, militante hugenoot en een onbehouwen lomperik met dwarse ritmes en contrasterende instrumenten. Het opruiende protestantse strijdlied dat hij in de eerste akte zingt, ‘Piff, paff’, valt op door de bizarre instrumentatie: piccolo, fagot en trom. Ook het springerige ritme, de vreemde harmonieën en de flinke sprongen in de zanglijn onderstrepen het uitzonderlijke karakter van het lied. De volkse Marcel plaatst zich hiermee tegenover zijn aristocratische omgeving, en tegenover het geloof dat hij verafschuwt.
Luxueus lustoord
Aan het begin van de tweede akte nodigt Meyerbeer ons uit in het lustoord van het kasteel van Chenonceaux, waar de koningin, Marguerite de Valois, zich met haar hofdames heeft teruggetrokken. Een compleet contrast met de lompe Marcel: zij krijgt een grote, formele aria in meerdere tempo’s – ‘O beau pays de la Touraine’ (Oh mooi land van Touraine) – waarin zij uitgebreid de kans krijgt te kwinkeleren. Marguerite bedenkt in haar paradijselijke enclave dat zij katholieken en protestanten wil verenigen. De scène met badderende hofdames en het eraan gekoppelde ballet is niet alleen loos vermaak volgens de regels en verwachtingen van de grand opéra, maar schetst ook een apolitieke idylle van genot en onschuld. Dat de akte na het rimpelloze en lome begin ontaardt in conflict en haatgevoelens overvalt Marguerite volkomen.
Grote structuren
Meyerbeer was een meester in het maken van lange, gecoördineerde massa-scènes. Hij is hiermee van grote invloed geweest op componisten als Verdi en Wagner in hun grootschalige opera’s. In Les Huguenots vinden we zo’n innovatieve, contrastrijke scène op een dramatisch hoogtepunt in het werk. De vader van Valentine, de graaf van Saint-Bris, beraamt in deze scène de massaslachting van de hugenoten. Meyerbeer bouwt de scène bewust langzaam op, en blijft het publiek door verschillende opkomsten, kostuums en verschillen in instrumentatie steeds iets nieuws bieden, zonder te vroeg het hoogtepunt te bereiken. Hij wisselt daarbij steeds tussen verschillende muzikale vormen, die hij vloeiend in elkaar laat overlopen: recitatief, passages die lijken op aria’s, kleine ensembles en massale koorpartijen.
De wrekende God
De scène laat prachtig het centrale thema van de opera zien: de politieke pervertering van religie. Met de zegening van de zwaarden van de samenzweerders door monniken in een plechtige hymne waarin zij de wrekende God, ‘Dieu vengeur’, aanroepen, gebruiken de samenzweerders religie als een instrument bij een vooropgezette moord. In het begin echoot het volk de woorden van hun meerderen, maar aan het eind laten zij hun bloeddorst volkomen spontaan horen. Het koor wacht geen instructies meer af, maar schreeuwt onder begeleiding van een ‘heroïsche’ trompetfanfare dat iedereen gedood moet worden voor de heilige zaak.
Het ‘Grand Duo’
Het is Meyerbeer natuurlijk niet alleen te doen om het grotere historisch-religieuze thema, maar vooral om het effect daarvan op zijn personages. De tweede helft van de vierde akte wordt dan ook in beslag genomen door een ‘Grand Duo’, een groot duet voor Raoul en Valentine. Het duet begint gejaagd, nerveus, ademloos. Valentine, vrezend voor Raouls leven, smeekt hem bij haar te blijven, en voegt er in een opwelling een bijna achteloos ‘je t’aime’ aan toe (in onderstaand fragment bij 5’00). Raoul blijft als betoverd staan: ‘tu l’as dit!’ [je hebt het gezegd!]. Meyerbeer lijkt in de muziek voor het eerst even de tijd stil te zetten, en een kalme, prachtige melodie ontvouwt zich waarin vooral Raouls hoge, extatische lijnen opvallen.
Een eeuwig moment
De herhalingen in het duet geven de luisteraar het gevoel dat de geliefden beiden wanhopig willen vasthouden aan dit moment, dat gedoemd is voorbij te gaan. Ze willen van iets wat eindig is iets eindeloos maken. Aan het slot van dit langzame deel verzucht Raoul dat dit een ‘nuit d’amour’ (nacht der liefde) is, maar voor Valentine is het een ‘nuit funeste’ (fatale nacht). Het luiden van de klok (10’52”) betekent een abrupte terugkeer naar de realiteit: het is de oproep tot de slachting. Als Valentine flauwvalt, keert nog één keer heel even de melodie van het langzame deel terug: Raoul kijkt naar haar, wordt opnieuw overmand door emoties en twijfelt wat hij moet doen. Maar het geluid van de luidende klok keert terug, en daarmee zijn vastberadenheid om zijn hugenotenvrienden te waarschuwen.
Slachting in sneltreinvaart
In de drie relatief korte scènes van de vijfde akte ontrolt de slachting zich in sneltreinvaart. Raoul en Valentine worden herenigd met Marcel op een kerkhof; protestantse vrouwen nemen hun toevlucht in een kerk. Nog eenmaal grijpt Meyerbeer terug op de melodie van ‘Ein feste Burg ist unser Gott’: in de kerk zingen de vrouwen de hymne als bron van hoop en troost. Als katholieke schutters de kerk binnendringen, neemt de intensiteit van de hymne toe: in het stervensmoment van de protestanten klinkt de muziek wanhopig, bijna gekrijst. Zo laat Meyerbeer de lutherse melodie in de loop van de opera steeds veranderen van toon en betekenis: van strijdlied wordt het een hymne van hoop op redding in wanhopige omstandigheden.
Een ijzingwekkend slot
Hoewel Raoul eigenlijk de hele opera de naïeve aristocraat blijft die zich niet geheel bewust is van de intriges in zijn omgeving, bereiken Marcel en Valentine hier beiden het eindpunt van een emotionele en psychologische reis. Marcel is van een fanatieke, dogmatische strijder veranderd in een waardige vaderfiguur; Valentine laat haar passie eindelijk winnen van haar plichtsgevoel en tekent door zich te bekeren tot het protestantisme haar eigen doodvonnis. Dat haar eigen vader uiteindelijk dat vonnis voltrekt zonder dat hij het door heeft, geeft een extra dramatische lading aan het slot. Meyerbeer besluit de opera met een prachtig beeld: Marguerite de Valois, met haar nobele plannen voor vrede, verschijnt te midden van de chaos en het bloedvergieten, maar kan niets doen en krijgt van Meyerbeer ook niets meer te zingen. De machteloze vorstin is letterlijk en figuurlijk met stomheid geslagen.
Een invloedrijk meesterwerk
Iedereen die Les Huguenots hoort en ziet, zal het erover eens zijn: dit is een onbetwist meesterwerk. Niet voor niets zou het een bijzonder invloedrijke opera worden: de muzikale architectuur van het werk, de manier waarop Meyerbeer met het koor en dramatische contrasten omgaat, en de verhouding tussen individu en collectief vind je terug in tal van opera’s in de negentiende eeuw.
Les Huguenots ervaren in het theater is bijzonder niet alleen vanwege de meeslepende massascène, maar zeker ook om de vele lyrische, intieme momenten en de ontwikkeling die personages als Valentine en Marcel doormaken. Geen werk dat alleen bestaat voor de uiterlijke pracht en praal, zoals vaak wordt gedacht bij de grand opéra, maar een vaak verrassend subtiel en aangrijpend muziekdrama.