Ik denk dat ik het gevoel voor het eerst in Leipzig had: de sensatie dat een componist – in dit geval Bach – op bepaalde plekken heeft gewerkt, geleefd, zijn boodschappen heeft gedaan. Dat zijn Matthäus Passion in première is gegaan in de Thomaskirche, waar je nu nog steeds elk jaar datzelfde stuk kunt ervaren. Het zijn buitenmuzikale zaken die voor mij in sterkte mate bijdragen aan het plezier dat ik beleef aan het bijwonen van een concert of een operavoorstelling.
De magie van een plek
Zo beleef ik nog meer plezier aan de opvoering van barokopera’s als ik in het 18e-eeuwse theater in het Zweedse Drottningholm ben. Alleen al de boottocht vanuit Stockholm is natuurlijk heerlijk, maar de kers op de taart vormt het achttiende-eeuwse systeem van decorwisselingen en de toneelmachines die hun oude staat hebben behouden. Ik geniet dubbel van de opera’s van Händel dankzij de betoverende 18e-eeuwse decors van het kasteeltheater in Český Krumlov. De muziek van Telemann wordt nóg mooier als je in Magdeburg een concert bijwoont, zijn geboortestad. En je vergeet al snel hoe hard de stoelen eigenlijk zijn in het Festspielhaus in Bayreuth als je de opera’s van Wagner hoort in het theater waarvoor ze geschreven zijn, inclusief de befaamde akoestiek. Die is grotendeels te danken aan de gebogen kap die de orkestbak overdekt en de plaatsing van het orkest, dat half onder het toneel zit, met het zware koper achteraan ‘begraven’. Het onzichtbare orkest maakt de toneelillusie nog completer.
Schloss Schwetzingen
Een zelfde soort magie ervoer ik toen ik voor het eerst in het rococo theater in Schloss Schwetzingen kwam. Het is de plek waar Mozart driemaal is geweest, voor de eerste keer als zevenjarig wonderkind. Geen wonder dat hij later in zijn leven terug mocht komen, want de eerste keer maakten hij en zijn zus Nannerl behoorlijk wat los aan het hof van Schwetzingen: ‘Meine Kinder haben ganz Schwetzingen in Bewegung gesetzet: und die Churf. Herrschaften hatten ein unbeschreiblich vergnügen, und alles geriet in verwunderung’, schreef zijn vader Leopold Mozart in 1763 vanuit Schwetzingen aan een vriend in Salzburg.
Het theater is onderdeel van Schloss Schwetzingen, nabij Heidelberg, en werd geopend in 1753. Helaas zijn de originele decors en de toneelmachinerie niet bewaard gebleven, maar het auditorium ziet er nog grotendeels zo uit als de classicistische draai die er in de jaren ’70 van de 18e eeuw aangegeven is. En zoals Mozart die dus gekend moet hebben. Het is bijzonder om in zo’n relatief klein theater de klanken van de opera’s Le nozze di Figaro of Don Giovanni te mogen beluisteren. Je waant je even terug in de 18e eeuw en misschien is dat wel de reden waarom ik het zo heerlijk vind om daar te zijn. Een Mozart-opera in dit theater horen; dichter bij Mozart kan je bijna niet komen!