Camille Saint-Saëns schreef in totaal dertien opera’s, waarvan er één een samenwerking was met twee andere componisten. Van die opera’s was eigenlijk alleen Samson et Dalila een doorslaand succes. Hoewel Saint-Saëns de opera ook als een van zijn meesterwerken zag, stak het hem dat geen van zijn andere werken op dezelfde manier aansloeg bij het publiek.
Het succes van Samson et Dalila is makkelijk te verklaren: de opera zit van begin tot eind vol sublieme muziek, met als hoogtepunt de tweede akte met de beroemde verleidingsscène en de aria ‘Man coeur s’ouvre à ta voix’, dat zich in het tweede deel op weergaloze wijze ontwikkelt tot duet. De invloed van Wagner is makkelijker te herkennen in het gebruik van een weelde aan orkestkleuren, maar ook het verleden is duidelijk hoorbaar; in de koren van de Israëlieten is Händel nooit ver weg.
Onder- en bovenklasse
Het bijbelse onderwerp was in die tijd niet gebruikelijk voor een opera, en Saint-Saëns had aanvankelijk dan ook de nodige moeite het werk opgevoerd te krijgen. Een sterk religieus thema werd gezien als ‘box office poison’; dat trekt geen publiek. In Düsseldorf lijkt het religieuze thema in deze nieuwe productie van Samson et Dalila van de Deutsche Oper am Rhein aanvankelijk ook ver te zoeken. In de regie van Joan Anton Rechi leek de enige god die aanbeden werd die van het geld, de enige beleden religie die van het kapitalisme.
Rechi is duidelijk op zoek gegaan naar een nieuwe, actuele tegenstelling tussen de twee groepen, in plaats van de religieuze. De Israëlieten vormen geen onderworpen volk, maar een uitgebuite onderklasse van mijnwerkers, de Filistijnen de in maatpak gestoken bovenklasse. Bovendien leken de beide groepen dezelfde god te aanbidden: de lustig in het rond gestrooide bankbiljetten werden maar al te gretig opgeraapt door de Israëlieten, om ze vervolgens meteen weer kwijt te raken aan de ‘priesteressen van Dagon’, hier voorgesteld als dames van de nacht in dienst van Dalila.
Persoonlijke drijfveer
Dat levert mooie toneelbeelden op – de Israëlieten die aan het begin met verlichte mijnwerkershelmen oprijzen uit de diepte, de rood oplichtende lampionnetjes van de ‘priesteressen’ van Dagon – maar het roept ook vragen op. In de opera is Dalila’s voornaamste drijfveer om Samson te verleiden en te verraden namelijk een pure, ongefilterde haat jegens Samson, ingegeven door haar toewijding aan haar volk en religie. Wat is hier – zonder dergelijke ‘bezielende’ factoren – haar drijfveer? Is het trots? Wil zij Samson verleiden en te gronde richten omdat hij haar eerder versmaad heeft?
Uit de bocht
Het grootste deel van de tweede akte verloopt eigenlijk zoals in het libretto van Samson et Dalila: veel kun je daar ook niet aan veranderen. En je merkt meteen dat het werkt: als er overtuigend gezongen en geacteerd wordt, heb je in deze intieme akte, die vooral draait om de drie grote solo-rollen, weinig anders nodig. Maar aan het einde van de tweede akte vliegt de regie misschien een beetje de bocht uit: nadat Dalila zelf Samsons paardenstaart heeft afgesneden en de slotmaat van de akte heeft geklonken, komt de Hogepriester van Dagon hoogstpersoonlijk de ogen van Samson uitsnijden. Hij doet dat met een jolig dansje, terwijl hij de melodie van Dalila’s verleidingsaria fluit. Het voegt weinig toe, en bovendien breekt de regisseur hiermee met de overwegend realistische stijl van de rest van de voorstelling.
Toch religie
De overdreven stijl trekt hij door naar de rest van de voorstelling. In de laatste akte komt het thema van religie dan plotseling wel bovendrijven, als de cultus van Dagon zich niet alleen met de exploitatie van de onderklasse blijkt bezig te houden. We zien een eredienst in de stijl van Amerikaanse tv-dominees, inclusief handoplegging. Het koffertje met geld dat aan Dalila werd aangeboden, wordt als het heiligste der heiligen getoond – het geeft een onweerstaanbare gouden gloed af op de ‘gelovigen’ – en Dalila zelf lijkt tot een soort Madonna-figuur te zijn verheven.Een soort sjieke sekte, de hoogmis van het geld? Religie als zwendel, met als enige doel het vergaren en aanbidden van bezit?
Twee gedachten
Het is een wat vreemde overgang: in de eerste en tweede akte is het religieuze thema volkomen afwezig en het is wat geforceerd om het er op het einde plotseling wel bij te halen. Dalila lijkt aan het einde berouw te krijgen, ontdoet zich van haar sieraden en benadert Samson. Die wurgt haar, en de Filistijnen worden niet bedolven door een instortende tempel, maar verdwijnen in de diepte (de aarde opent zich in een beving?). Een mooie beeldrijm met de oprijzende Israëlieten uit het begin van de opera, dat zeker, en de boodschap lijkt duidelijk: zo vergaat het hen die zich louter op uitbuiting richten. Een regie waarin zeker goede ideeën zitten dus, maar ook eentje die misschien hinkt op meerdere gedachten en waarin de persoonlijke motivaties van de personages wat troebel worden.
Muzikaal genot
Muzikaal viel er heel veel te genieten. De Roemeense mezzosopraan Romano Zaharia lijkt een gedroomde Dalila. Ze heeft zonder meer de physique du rôle en ziet er oogverblindend uit. Haar stem is al even voluptueus, maar heeft vooral in de hogere regionen slagkracht; in de laagte verdwijnt ze soms in het orkest. Haar Samson, de Zweedse tenor Michael Weinius, had misschien niet het gedroomde uiterlijk voor de held van de Israëlieten, maar wel een stem die perfect past bij Samson: heroïsch, maar ook ingetogen en genuanceerd voor de intiemere momenten. Simon Neal vulde de zaal moeiteloos als de arrogante Hogepriester van Dagon.
Misschien net zo belangrijk in deze opera zijn de koorbijdragen, en het koor van de Deutsche Oper am Rhein was in uitstekende vorm: vanaf de prachtige, gedempte klanken van het openingskoor ‘Dieu d’Israel’ tot de exuberantie van de feestende Filistijnen in de laatste akte zongen ze prachtig. Ook het orkest speelde Saint-Saëns’ rijke partituur, na wat oneffenheden in het begin, voorbeeldig. Dirigente Marie Jacquot wist precies wat ze met de partituur wilde: rake tempi, en steeds met aandacht voor de vloeiende lijnen van Saint-Saëns’ muziek.
Ondanks de regie, waar niet iedereen zich in kon vinden maar die wél veel voer voor discussie opleverde – kun je in een opera dat in beginsel zo sterk op religie leunt, ook in de tekst, de religie achterwege laten? – was de MUSICO-groep het er toch over eens: alleen al voor de muziek was deze Samson et Dalila het reizen meer dan waard!