Voor u als trouwe lezers van het MUSICO-blog heeft de stem misschien geen geheimen meer, maar als ik op reis ben, krijg ik vaak vragen over wat nu precies een countertenor is, waarom de ene sopraan totaal niet klinkt als de andere sopraan en natuurlijk de altijd ietwat vermoeiende vraag waarom sommige sopranen en tenoren zo dik zijn. In deze nieuwe serie ‘Stemgeheimen’ proberen we u mee te nemen in de wereld van de stemsoorten, stemvakken en stemrariteiten. In de komende afleveringen zal gesproken worden over stemclassificaties binnen de opera, de fysieke achtergrond van bepaalde stemsoorten (denk aan castraten of countertenoren) en over tradities en gewoonten.
Technische basis
Tijdens het eerste jaar muziekwetenschap dat ik volgde aan de Universiteit van Utrecht, was één van de verplichte hoofdvakken ‘Akoestiek en Instrumentenleer’. Tijdens deze lessen werden we onderwezen in (geluids-)golfleer, absorptie-eenheden (wist u dat een mens ook een absorptie-eenheid is??) en Helmholtz-resonantie. Gelukkig had ik een bèta-achtergrond en was het relatief makkelijk te volgen, maar voor mijn alfa-medestudenten bleek het vaak één van de zwaarste colleges te zijn.
Hameren op slaginstrumenten
Een deel van de lessen was gewijd aan het instrumentarium dat je tegenkomt in de klassieke muziek. Van oudsher al houden veel musicologen zich bezig met hoe je deze instrumenten in groepjes moet indelen. Ik snapte er het nut nooit helemaal van, maar onze docent hamerde (!) erop dat de piano bij de slaginstrumenten moest worden ingedeeld. Dat wil zeggen: als je uitging van het indelingscriterium van speelwijze. Strikt genomen wordt de snaar bij de piano aangeslagen door het hamertje, ergo de piano is een slaginstrument.
‘De stem is geen instrument’
Je zou verwachten dat aan de menselijke stem toch ook wel minstens een lesuurtje zou worden besteed. Niets was minder waar. De docent dicteerde: ‘Instrumenten zijn verlengingen van het lichaam en geen onderdelen van het lichaam zelf, ergo de stem is geen instrument.’ Als beginnend zangertje ergerde me dat, maar ik vermoed nu dat hij ermee wilde zeggen dat alle muziekinstrumenten (apparaten dus eigenlijk) proberen om zo dicht mogelijk in de buurt van de menselijke stem te komen. Toch een gemiste kans om die aanstaande musicologen niet van een betere basiskennis van de stem te voorzien.
Fluïde indeling
Maar laten we bij het begin beginnen. Op school heeft u waarschijnlijk allemaal wel kennis gemaakt met de termen sopraan, alt, tenor en bas. En als u in een koor heeft gezongen, bent u ook onderdeel geweest van één van deze stemgroepen. Persoonlijk ben ik mijn zingende carrière begonnen als tenor (ik zong tenor bij de Bachvereniging, het World Youth Choir en het Stuttgarter Kammerchor), maar ontwikkelde ik me later tot bariton (en kreeg een aanstelling als eerste bas in het Groot Omroepkoor). Zo zie je maar, bepaalde dingen hoeven niet voor eeuwig te zijn. En dat is misschien wel de eerste belangrijke les: De indeling in stemsoorten, stemvakken en stemgroepen is gebaseerd op bepaalde criteria, maar is ook altijd fluïde.
Terug naar die oorspronkelijke namen. Waar komen ze vandaan? En wat betekenen ze eigenlijk. We gaan van de lage stemmen naar de hoge:
Bas
Dit komt van het latijnse ‘bassus’ wat diep of laag betekent. Een heel duidelijke omschrijving, passend ook bij de functie. De bas vormt binnen een meerstemming geheel het fundament van de compositie. Van oorsprong bedoelde men overigens hiermee te zeggen dat de partij onder de tenor ligt.
Tenor
Dit komt van het Latijnse ‘tenere’ wat zoiets als ‘vasthouden’ betekent. Een ietwat enigmatische benaming, want wat wordt er nou precies vastgehouden. De term stamt uit de periode van de middeleeuwen, de tijd dat ook de eerste meerstemmige muziek ontstond. De muziek ging uit van een bepaalde melodie waar andere stemmen tegenaan konden zingen (als dan niet in consonantie of dissonantie. De stem die deze uitgangsmelodie in heel lange noten zong, noemde men de tenor. De tenor ‘houdt’ dus de melodie vast. Van oudsher zie je dat het bereik van tenorpartij uit dit tijdsvak min of meer overeenkomt met de gemiddelde mannelijke stem. Tegenwoordig associëren we de tenorstem veel meer met een (extreem) hoge zangstem, iets wat voor veel mannen juist onbereikbaar lijkt.
Alt
Dit komt van het Latijnse ‘altus’ wat ‘hoog’ betekent. Elke koorzanger zou nu op moeten veren in verbazing, want tegenwoordig denkt vrijwel iedereen bij een altstem aan Aafje Heynis, Jard van Nes of Kathleen Ferrier. Lage stemmen dus juist! Om de oorsprong van het woord te bevatten moeten we opnieuw terug naar de vroege meerstemmige muziek. Zoals hierboven al aangegeven zong de tenor de melodie in langgerekte noten.. Degene die lager zong dan de melodie, noemde men bassus, en degene die hoger zong, noemde men altus. In latere tijden (denk vooral aan de romantiek) is de altuspartij meer geëvolueerd tot een vrouwenstemsoort.
Sopraan
Dit komt van het Latijnse superius wat ‘boven’ betekent. En met boven wordt dan eigenlijk ‘boven de altus’ bedoeld. Zo kun het hele vocale spectrum beschreven worden. In de middeleeuwen werd deze hoogste stem ook door mannen gezongen. In de loop van de tijd evolueerde deze stem echter naar wat wij nu sopraan noemen en qua hoogte eigenlijk niet meer door de mannelijke stem (al dan niet in falset, daar komen we in een latere aflevering nog over te spreken) kan worden gezongen. Voor een sopraanstem heb je dus een vrouw nodig of een jongen die nog niet de stembreuk heeft doorgemaakt (in feite pre-puberaal).
In deze wetenschap luistert u al heel anders naar met name de vroege koormuziek uit de westerse muziekgeschiedenis. Later in de barok komt er grote nadruk te liggen op de virtuositeit en extremiteiten van de stem. Men neemt geen genoegen meer met puur natuur, en cultiveert zelfs een onnatuurlijke stemsoort: de castraat. Maar daarover meer in de volgende aflevering!