Hugo Wolf wordt gezien als één van de grootste liedcomponisten aller tijden. Hij schreef zo’n driehonderd liederen, waarvan de meeste pas na zijn dood werden uitgegeven. Een hoogtepunt in zijn oeuvre vormt ongetwijfeld het Italienisches Liederbuch, een verzameling van 46 op muziek gezette gedichten.
Wonderjaren
De tijd waarin Hugo Wolf leefde, eind negentiende eeuw, was er één van zeer verschillende en tegenstrijdige stromingen: het fin de siècle, het decadentisme, het symbolisme, etc. Maar Wolf leek aan zijn tijd voorbij te leven, en zijn composities hebben weinig van doen met het leven van alledag. Zijn muzikale weg verliep langzaam en soms ook pijnlijk. Pas in 1888 kwam er beweging in, en begonnen zijn drie wonderjaren. In hoog tempo ontstonden toen meer dan tweehonderd liederen.
Muziek als communicatie
Als geen ander besefte Wolf dat muziek, in combinatie met taal, een middel was om te communiceren. Hoe verfijnder het gedicht was, hoe meer Wolf op dreef raakte. Zijn liedcycli zijn vaak gewijd zijn aan één dichter, zoals blijkt uit de Mörike-Lieder, de Eichendorff-Lieder, en de Goethe-Lieder. Voor iedere dichter had Wolf een eigen klanktaal, en hij zette de poëzie met ongekende diepzinnigheid op muziek.
Wolf wist in al zijn liederen een dramatische boog te spannen, van begin tot eind, en verstond de kunst om één moment onder een brandglas te leggen en tot leven te wekken. Met een feilloze psychologische blik wist hij de gevoelens van de titelfiguur zeer precies weer te geven. Daarbij is de verwevenheid van de zangstem en de pianobegeleiding indrukwekkend.
Uit het gewone leven
Wolfs Italienisches Liederbuch is gebaseerd op de gelijknamige dichtbundel van Paul Heyse, uit 1860. Deze bundel bevat voornamelijk poëzie van anonieme dichters. De gedichten zijn kort en herhalend, en geven een levendig en intiem beeld van de werkelijkheid. Ze beschrijven het dorpsleven, het leven op straat, in de kerk, en vooral de mensen: of ze droevig zijn, vrolijk, verliefd, wanhopig, opgenomen in de gemeenschap of juist ervan buiten gesloten.
Experimenten
De meeste gedichten uit het origineel van Heyse zijn rispetti, een Italiaanse versvorm, waarin hetzelfde basisidee verschillende keren achter elkaar wordt uitgedrukt. Wolf vond dit een uiterst geschikt middel om te kunnen experimenteren met de harmonieën. Een rispetto is kort, en de gedichten die Wolf uitzocht, hadden meestal maar zes of acht regels.
Emotioneel betrokken
Wolfs Italienisches Liederbuch wordt gerekend tot zijn derde periode, en het is alsof hij met deze liederen thuiskomt bij zichzelf. Ook lijkt het of hij in deze periode emotioneel meer betrokken raakte bij de tekst, vooral bij de liefdespoëzie. Deze liederen werden nóg verfijnder dan zijn voorgaande composities. Wolf componeerde in een rijke, expressieve taal, en bijna alle ernstige liederen werden in zijn handen nog intenser dan in het Italiaanse origineel. Wolf vond dat het tweede deel van het Italienisches Liederbuch meer absolute muziek bevatte dan het eerste. Het instrumentale karakter van de muziek is in deze liederen dan ook onmiskenbaar aanwezig. Veel muziek kon zelfs even goed worden gespeeld door een strijkkwartet, zei Wolf zelf ooit.
In twee keer…
Wolf begon aan de liederen in de laatste maand van 1889, en hij componeerde extreem snel. Zijn nieuwe uitbarsting van creativiteit ging door tot Kerstmis, maar daarna verdween zijn Muze voor lange tijd. Het tweede deel ontstond pas in het voorjaar van 1896. De stijl van deze liederen is nog serener, delicater en ingetogener. Wolf zelf beschouwde de liederen als ‘zijn meest originele en artistiek meest volkomen’.