(07 mei 1833 - 03 april 1897)
Johannes Brahms werd op 7 mei 1833 geboren en stamde uit een eenvoudige Hamburgse familie. Zijn vader, die contrabassist was, stimuleerde zijn muzikale ambities en zorgde ervoor dat hij op zevenjarige leeftijd pianoles kreeg van Cossel en later van Eduard Marxsen. Om zijn ouders financieel te kunnen ondersteunen, speelde hij 's nachts in kroegen en bordelen. Zijn eerste composities schreef hij op jonge leeftijd, waaronder zijn eerste werk, het Scherzo in es-klein in 1851.
In 1853 werd hij begeleider van de Hongaarse violist Eduard Reményi. Samen reisden ze door Duitsland voor een grote concert-tournee. Tijdens die tournee ontmoette hij Liszt en ook Schumann, met wie hij bevriend werd. Robert Schumann was erg onder de indruk van Brahms' talent en zorgde ervoor dat zijn werken gedrukt werden. Niet lang daarna werd Schummann voor de rest van zijn leven opgenomen in een kliniek. Met zijn vrouw, Clara Schumann, bleef Brahms bijzonder goed bevriend.
In 1862 vestigde Brahms zich definitief in Wenen. Hij vestigde zich daar als vrij kunstenaar. Tijdens de eerste jaren in Wenen gaf Brahms vele concerten: hij voerde onder andere werken van Bach, Beethoven en Schumann uit. Daarna maakte hij concertreizen naar onder andere Duitsland, Oostenrijk, Zwitserland en Nederland. Ein deutsches Requiem, een compositie waaraan hij reeds lange tijd werkte, voltooide hij uiteindelijk in 1866.
Na 20 jaar werken voltooide Brahms zijn eerste symfonie in 1876. Vanaf 1881 hield Brahms steeds intensiever met componeren bezig. In deze periode ontstonden vier symfonieën, viool-concerten, pianoconcerten en concerten voor viool en cello, talrijke pianostukken, sonates voor cello en piano, een strijkkwintet, een trio voor strijkers en piano, werken voor klarinet. Zijn laatste werken zijn illustratief voor zijn laatste levensjaren: die van een door het verlies van dierbare vrienden terneergeslagen man en van de mens die berust in een naderende dood. Brahms overleed in 1897 in zijn woning in Wenen, waar hij bijna dertig jaar had gewoond.
Arthur Rubinstein en het Guarneri kwartet in het eerste deel van het pianokwartet in f, op. 34