(19 december 1882 - 19 maart 1954)
Walter Braunfels studeerde piano en compositie in onder meer Wenen en München. De meest wezenlijke invloed op Braunfels had echter dirigent Felix Mottl met zijn kennis over de muziek van Beethoven en Berlioz. Buiten de muziek waren dichter Stefan George, beeldhouwer Adolf von Hildebrand en archeoloog Adolf Furtwängler levensbepalend voor Braunfels.
Dat wil niet zeggen dat Braunfels precies wist hoe en wat. Al tijdens W.O.I klaagde hij dat er teveel richtingen in hem ronddwaalden. Zijn oplossing om te focussen was het klooster, zo stelde hij zichzelf voor. Zover kwam het niet, Braunfels moest in dienst en de laatste oorlogsjaren waren traumatisch voor hem. Zijn werk laat dan ook een ontwikkeling zien van briljante (soms komische) opera naar een streng mythisch oratorium.
Het naziregime betitelde Braunfels werk als 'entartet' en Braunfels zelf moest zijn leidende functie aan de Kölner Musikhochschule opgeven. De componist leidde jarenlang een teruggetrokken bestaan aan de Bodensee. Na 1945 kreeg Braunfels zijn functie terug in Keulen. Zijn werk werd echter nauwelijks meer gespeeld. Voor zijn stijl dat zich het beste laat kenschetsen als iets tijdloos tussen laat-romanticisme en klassiek-modernisme in, was decennialang geen belangstelling meer voor. Aan het einde van de 20e eeuw is Braunfels 'herontdekt'.