Eduard Künneke (componist)

(27 januari 1885 - 27 oktober 1953)

Eduard Künneke begon aanvankelijk met een studie musicologie en literatuurgeschiedenis. Na een masterclass bij Max Bruch werd hij correpetitor en koorleider aan het Neues Operettentheater am Schiffbauerdamm in Berlijn. Later volgde de functie van kapelmeester bij het Deutsches Theater Berlin. Met de opera Robins Ende (1909) maakte hij zijn debuut als componist.

p>
Tijdens de eerste wereldoorlog moest Künneke in dienst als militair muzikant, maar kreeg later vrijstelling om voor het theater te gaan werken. Na de oorlog verwierf hij vooral bekendheid met zijn operettes. Eén van de meest succesvolle is wel Der Vetter aus Dingsda, met het beroemde lied ‘Ich bin nur ein armer Wandergesell’.

In Amerika, waar Künneke in 1925 woonde en werkte, gingen enkele Engelstalige operettes in première. Naast opera’s en operettes schreef de getalenteerde componist ook filmmuziek, liederen en orkestwerken, waaronder de Tänzerische suite, een concerto grosso voor jazzband en groot orkest. Künneke was ook naast het componeren actief. Hij leverde een belangrijke bijdrage aan kunstenaars-organisaties. Zijn algemene ontwikkeling was groot: hij studeerde hogere wiskunde, mythologie en filosofie.

Werken van deze componist