(20 juni 1819 - 05 oktober 1880)
Jacques Offenbach werd op 20 juni 1819 in Keulen geboren in een gezin van tien kinderen. Zijn vader, Isaac Juda Offenbach, was afkomstig uit Offenbach bij Frankfurt en was cantor in de synagoge in Keulen. Oorspronkelijk luidde de familienaam Eberst, maar zijn vader veranderde deze in Offenbach.
Al op jonge leeftijd speelde Offenbach uitstekend cello en in 1833, op 14-jarige leeftijd, begon hij samen met zijn twee jaar oudere broer, zijn studie aan het conservatorium van Parijs. Al na een jaar gaf hij deze studie op en ging hij in het orkest van de Opéra-Comique spelen. Hij begon walsen, liedjes, salonmuziek en fantasierijke operaparafrases voor cello en piano te componeren. Via Friedrich von Flotow - met wie hij samen stukken componeerde en uitvoerde - kreeg hij toegang tot de Parijse salons. Hij kreeg bekendheid als virtuoos cellist en trad op met pianisten als Anton Rubinstein en Franz Liszt in Parijs en Keulen. In 1844 bekeerde hij zich tot het katholicisme en trouwde hij met Herminie d'Alcain. In Londen trad hij in 1844 samen met Joseph Joachim en Felix Mendelssohn Bartholdy op in een pianotrio. Toen Offenbach in 1850 dirigent werd van het het Théâtre Français, begon hij ook muziekstukken te schrijven bij toneelstukken en balletten, die vaak de basis werden voor operettes.
In 1855 opende hij een theater aan de Champs-Élysées. Zijn operettes, waaronder La belle Helene, La vie Parisienne, La Grande-Duchesse de Gérolstein en Genoveva van Brabant werden in de jaren '60 met succes opgevoerd in het theater aan de Champs-Elysées. Ook in buitenlandse theater- en muziekzalen werd zijn werk steeds vaker geprogrammeerd.
Na 1870 nam zijn populariteit sterk af. Van 1872 tot 1875 beheerde hij het 'Théâtre de la Gaieté', wat in een financiële ramp ontaardde: hij moest een deel van zijn goederen verkopen en vertrok naar de Verenigde Staten voor een tournee om zijn schulden af te kunnen lossen. Hij gaf er met succes veertig concerten en ook uitvoeringen van twee van zijn operettes. Terug in Parijs richtte hij zich vooral op het schrijven van zijn enige opera, Les contes d'Hoffmann. Hij stierf op 5 oktober 1880, zonder dat hij Les contes d'Hoffmann had kunnen voltooien. Pas een jaar na zijn dood ging ook dit laatste werk van Offenbach in première.