(06 oktober 1882 - 29 maart 1937)
Karol Szymanowski was een Poolse componist. Hij werd geboren op het landgoed van zijn familie in Oekraïne, (destijds deel van het koninkrijk Polen. Zijn vader, Stanislaw Korwin-Szymanowski, was een landeigenaar. Anna Taube, zijn moeder, was van Zweedse adel. Beiden hielden veel van kunst, en hun vijf kinderen kozen ook voor de kunst als beroep: musicus, dichter en schilder. Szymanowski's eerste muzikale onderricht kreeg hij van zijn vader; vervolgens kreeg hij verder onderwijs van Gustav Neuhaus, een familielid. Neuhaus had een school in Jelizavetgrad, het tegenwoordige Kirovohrad. Van 1901-1904 studeerde hij verder in Warschau, waar hij privélessen genoot bij Marek Zawirski voor harmonie en Zygmunt Noskowski voor contrapunt en compositie.
In 1905 richtte Szymanowski de "Jonge Poolse Muziekgroep" op, die de nieuwe Poolse muziek in binnen- en buitenland wilde promoten. Hierna reist hij door geheel Europa en woonde en werkte afwisselend in Duitsland, Italië, Frankrijk en Engeland, waar hij zich liet beïnvloeden door componisten als Wagner, Strauss, Brahms en Reger en het impressionisme van Debussy en Skriabin. Van 1908-1909 werkte hij aan De mannenloterij, een operette in drie akten en in 1913 aan Hagith, een opera in een akte.
Gedurende de eerste Wereldoorlog verbleef hij op het familielandgoed in Tymoszówka, waar hij zich intensief bezig hield met studeren en componeren. Het landgoed werd tijdens de Russische Revolutie volledig verwoest.
De twee jaren volgend op de oorlog hield hij zich bezig met het schrijven van een roman, genaamd Efebos (= Efebe), die verloren ging in de grote brand van Warschau in 1939. In 1918 begon hij aan zijn opera Krol Roger (= Koning Roger). Eind 1919 vestigde hij zich in Warschau. De homoseksuele Szymanowski had in deze periode een verhouding met de jeugdige Russische danser en librettist Boris Kochno. Na 1920 werd zijn werk expressionistischer, tot bijkans atonaal toe. Zo schrijft hij de twintig mazurka's opus 50, variaties op de romantische mazurka's van Frédéric Chopin, maar nu écht getrouw aan de Mazurische volksmuziek. De overbekende ritmen van Chopin zijn door Szymanowski voorzien van aan Bartók herinnerende Slavische volksmelodieën Een ander hoogtepunt is het prachtige Stabat Mater (1929).
Zijn opera Krol Roger ging in 1926 in première en in 1927 werd hij gevraagd voor de aanstelling als directeur van de conservatoria van zowel Warschau als Caïro, waarop hij toch Warschau verkoos, ondanks een betere betaling in Caïro en een klimaat dat beter voor zijn tuberculose was.
lied van Roxana, gezongen door Olga Pasichnyk, uit Krol Roger van Szymanowski