Componist: Carl Zeller
Première: 10-01-1891 te Wenen
In een 18e eeuw dorp, ergens in het Rijnland, ontstaat commotie als bekend wordt dat de keurvorst op bezoek komt voor een jachtpartijtje op zijn eigen domein. De dorpelingen hebben het terrein allang leeg gestroopt, er is geen wild zwijn meer te vinden. Met de jachtopziener, baron Weps, die node om geld verlegen zit om de schulden van zijn neef Stanislaus af te betalen, maakt de dorpsburgemeester goede afspraken. Hij zorgt voor een stel tamme varkens.
Als baron Weps ontdekt dat de keurvorst bij nader inzien toch niet komt, houdt hij dat voor zich. Zijn neef, graaf Stanislaus, neemt zijn plaats in. Voordat de jacht begint, houdt Stanislaus audiëntie in het jachtpaviljoen. Postbestelster Christel komt langs om voor haar verloofde, de vogelhandelaar Adam, een goede baan als directeur van de keurvorstelijke volière te vragen. Dan begint er een aaneenschakeling van misverstanden. Keurvorstin Marie denkt dat haar man haar ontrouw is met Christel. Ook Adam denkt dat Christel hem ontrouw is geweest, bovendien heeft hij de keurvorstin ontmoet (al weet hij niet dat Marie de vrouw van de keurvorst is).
Alle misverstanden worden uiteindelijk opgelost en Adam en Christel vinden elkaar terug.