Componist: Pjotr Iljitsj Tsjaikovski
Librettist:
Victor Boerenin
Pjotr Iljitsj Tsjaikovski
Première: 15-02-1884 te Moskou
De opera speelt zich af tijdens de slag van Poltava (1709). Mazeppa is Kozakkenhoofdman en wordt verliefd op Marija. Zij is de dochter van de rijke Kotsjoebei. Als hij om haar hand vraagt wordt hij afgewezen, maar daarop ontvoert hij Marija. Marija's jeugdvriend Andrej beschuldigt Mazeppa van verraad maar wordt niet geloofd. Kotsjoebei wordt zelfs uitgeleverd aan de Mazeppa, die de oude man laat folteren om zo achter de bewaarplaats van diens rijkdommen te komen. Kotsjoebei zwijgt als het graf. Uiteindelijk wordt hij voor de ogen van zijn dochter ter dood gebracht. Na de slag bij Poltava (symfonisch intermezzo) achtervolgt Andrej de vluchtende Mazeppa, maar wordt door hem neergeschoten. Hij sterft in de armen van de waanzinnig geworden Marija die een intiem wiegelied voor hem zingt.
Het aangrijpendste en meest poëtische moment van de opera komt in de finale voor: de stervende Andrej bekent tegenover het waanzinnig geworden meisje, dat hem niet meer herkent, nog één keer zijn liefde, terwijl Maria denkt dat de stervende een vermoeid kind is en voor hem een wiegelied zingt.
Door deze scène wordt de boodschap onderstreept die we ook in andere opera’s van Tsjaikovski aantreffen: de liefde berust op een misverstand tussen man en vrouw en is tot de dood veroordeeld.
Waanzinscene van Maria uit Mazeppa