Componist: Richard Strauss
Librettist:
Oscar Wilde
Première: 09-12-1905 te Dresden
Tijdens een door koning Herodes aangericht feestmaal laat de gevangen genomen profeet Jochanaan zich vanuit zijn kerker horen met voorspellingen omtrent de komst van de Messias. Gebiologeerd weet prinses Salome de officier Naraboth over te halen Jochanaan bij haar te brengen. Deze waarschuwt haar niet in de voetsporen van haar overspelige moeder Herodias te treden, maar bereikt alleen dat Salome nog meer door hem gefascineerd wordt.
Als Herodes later aan Salome vraagt voor hem te dansen, stemt zij toe als hij belooft een wens van haar te vervullen. Naderhand blijkt dat zij het hoofd van Jochanaan verlangt, en Herodes moet zich aan zijn belofte houden. De aanblik van zijn stiefdochter die het afgehouwen hoofd kust en liefkoost, brengt hem ertoe zijn soldaten opdracht te geven haar onder hun schilden te verpletteren.
Deze eenakter, waarvoor de componist de letterlijke tekst van Wildes toneelstuk gebruikte (met enkele bekortingen), werd een muzikale karakterstudie, die de definitieve doorbraak van Strauss als operacomponist betekende. Het beeld van Salome die obsessief Jochanaan wil kussen, is pas ontstaan in de middeleeuwen. Oorspronkelijk was Herodias de kwade genius die uit is op de dood van de profeet.
Dans met de zeven sluiers (De Nederlandse Opera, 2017)