door Benjamin Rous
Als ik vooruitblik op de reizen die ik het komende half jaar voor MUSICO mag begeleiden, is de reis naar Hamburg in mei voor mij het spannendst. Voor het eerst naar de Elbphilharmonie, de magistrale nieuwe concertzaal! Dat is op zich al een feestje, maar de muziek die daar gespeeld wordt maakt het bezoek extra spannend: een semi-scenische uitvoering van de opera Le Grand Macabre van György Ligeti.
Een opera uit de twintigste eeuw. De late twintigste eeuw nog wel. Kan dat wat zijn? Laat ik beginnen met een persoonlijke bekentenis: de enige opera waar ik ooit in de pauze weg ben gelopen was Lulu van Alban Berg. Als nieuwbakken operaliefhebber van 20 jaar kon ik absoluut niet omgaan met de complexe, glibberige klankwereld. Ik zocht naar houvast, maar vond die eigenlijk nergens. Lange tijd ging ik dan ook met een grote boog om ‘moderne’ opera’s heen.
Op avontuur in absurdistisch Breughelland
Tussen mij en Berg is het gelukkig uiteindelijk goed gekomen. Wat mij enorm geholpen heeft in mijn gestage ontdekkingsreis in de moderne klassieke muziek: al mijn normale verwachtingen laten varen, en het zien als een avontuur. En dat is zeker een goed devies voor de parallelle, surrealistische wereld, het absurdistische Breughelland, waar Ligeti ons mee naar toeneemt. De Grand Macabre, genaamd Nekrotzar, is gekomen om het land te vernietigen dat bevolkt wordt door personages als de eeuwig beschonken antiheld Piet the Pot, een paar hitsige geliefden en een sadomasochistische astronoom. Platte humor, dronkenschap en losbandigheid zijn aan de orde van de dag, en er wordt naar hartenlust gevloekt en gescholden.
Positief respectloos
Le Grand Macabre is een respectloos werk, maar in de meest positieve zin van het woord. Wat mij betreft is er weinig zo erg als moderne kunst die zichzelf al te serieus neemt, waar geen lachje vanaf kan. Dat kun je van Ligeti’s opera zeker niet zeggen. Zo begint de opera – als een soort verwrongen, humoristische hommage aan de blazersfanfare waarmee Monteverdi zijn L’Orfeo begint – met een prelude voor twaalf autoclaxons. En begint de tweede akte met een prelude voor deurbellen en wekkers. Maar Ligeti noemde zijn opera niet voor niets een anti-anti-opera, in reactie op de werken van veel van zijn collega-componisten die met theater weinig meer te maken hadden. Want ook al is het van de pot gerukt en over de top: Le Grand Macabre is een en al verhaal. Een briljante satire op onze eigen wereld, waarin Ligeti de hele operageschiedenis op de hak lijkt te nemen.
Maar hoe je het ook wendt of keert: Ligeti krijgt je door zijn bizarre klankuniversum wel meteen in een andere wereld. Dat is misschien een wereld waarin logica vaak ver te zoeken is, maar als je je eraan over kunt geven krijg je er een ware muzikale achtbaanrit voor terug. Keer op keer sta je versteld van wat Ligeti nu weer bedacht heeft, welke waanzinnige klanken hij nu weer uit het orkest weet te toveren en in welke doldrieste situaties hij zijn personages verzeild laat raken.
Wie durft met mij het muzikale avontuur aan te gaan en een sprong in het absurde te wagen in de magnifieke Elbphilharmonie in Hamburg? Ik garandeer: het wordt een ervaring om nooit te vergeten!