Rijnlandse expressionisten – de moed om je eigen weg te gaan

De kunst die mij altijd zal blijven inspireren en ontroeren, is de kunst van kunstenaars die de moed hebben gehad om hun eigen – vaak moeilijke en onbegrepen – weg te gaan.

Der rote Weg (August Macke)
Der rote Weg (August Macke)

Een innerlijke noodzaak

August Macke (1887-1914) is voor mij zeker een van hen. Macke stond open voor de vernieuwende opvattingen in de kunst aan het begin van de twintigste eeuw en deelde met enthousiasme de vooruitstrevende idealen van Der Blaue Reiter-groep. Deze groep kunstenaars die men later als expressionisten zou beschouwen, waren van mening dat kunst de uitdrukking moest zijn van een innerlijk ervaring. Hun credo luidde dat kunst zelfs een innerlijke noodzaak was. Onvermoeibaar streed Macke voor dit idee en steunde daarmee gelijkgestemde kunstenaars uit het Rijnland: het Rijnlands expressionisme was geboren.

Macke koos zijn onderwerpen uit de gewone, dagelijks werkelijkheid: het park, de tuin, winkelende en wandelende vrouwen, stillevens en de natuur. Maar het is zijn fijngevoelige synthese van kleur en licht die zijn werken zo uniek maken. In tijdschriften uit zijn tijd en in brieven aan zijn vrouw schreef hij wat hem als kunstenaar voor ogen stond. Zijn tragische dood in de eerste Wereldoorlog maakte helaas een einde aan al zijn plannen.

Zoologischer Garten (August Macke)
Zoologischer Garten (August Macke)

Van expressionisme naar dadaïsme …

Hans Arp (1886-1966) behoorde voor 1914 ook tot de expressionisten maar koos daarna een ander pad. Hij wilde zich vooral losmaken van de traditionele, realistische kunst. Met zijn vrouw Sophie Täuber sloot hij zich aan bij de DADA-beweging en het surrealisme en uiteindelijk zou zijn werk abstract worden.

Arp was een multitalent – naast schilder was hij ook beeldhouwer en dichter. Het toeval, onsamenhangende beelden en ongewone associaties spelen een grote rol in zijn werk. Arp werd beroemd door zijn biomorfische beeldtaal die gebaseerd was op de organische vormen van de natuur. Die vloeiende, zachte vormen geven zijn kunstwerken een speels en poëtisch karakter.

Les lèvres / Die Lippen (Jean Arp, 1926)
Les lèvres / Die Lippen (Jean Arp, 1926)

… en surrealisme

Ook Max Ernst (1891-1976) begon zijn carrière als expressionist maar zou uitgroeien tot een van de boegbeelden van het surrealisme. Hij vond zijn inspiratie in de wereld van de droom en het onbewuste. Hij was schilder en beeldhouwer en een meester in technische experimenten. Zijn kunstwerken zijn vaak raadselachtig, vervreemdend en prikkelend. In de jaren ’30 van de vorige eeuw werd zijn kunst als ‘entartet’ beschouwd en vluchtte hij naar de VS. In 1950 keerde hij terug naar Europa en vestigde zich definitief in Frankrijk.

Ubu imperator (Max Ernst, 1923)
Ubu imperator (Max Ernst, 1923)

Overrompelend en fascineren

August Macke en de Rijnlandse expressionisten, Hans Arp en Max Ernst zijn allen kunstenaars die de artistieke grenzen hebben verlegd. Dat maakt hun werk voor mij zo overrompelend en fascinerend: ik raak er nooit op uitgekeken!

Prachtige pastels in Dresden

De Gemäldegalerie Alte Meister in Dresden behoort tot een van de belangrijkste musea voor oude kunst in Duitsland. Het herbergt een waardevolle collectie Vlaamse Primitieven, Italiaanse renaissancekunst en zeventiende-eeuwse Hollandse meesters. Hoogtepunt is natuurlijk de Sixtijnse Madonna van Rafaël. Maar naast al deze prachtige werken bezit dit museum nog een kostbaar kleinood: een sublieme pastelverzameling. Bij het grote publiek niet zo bekend maar geroemd door de connaisseurs.

De Gemäldegalerie Alte Meister aan het binnenhof van het Zwinger in Dresden (Foto: Christian von Steffelin)
De Gemäldegalerie Alte Meister aan het binnenhof van het Zwinger in Dresden (Foto: Christian von Steffelin)

Een delicaat materiaal

Al vanaf de vijftiende eeuw gebruikten kunstenaars pastel om te schetsen maar vanaf 1700 begon men er zelfstandige kunstwerken mee te maken. Pastelleren houdt het midden tussen schilderen en tekenen. Er wordt gebruik gemaakt van pastel en dat heeft meestal de vorm van een krijtje – ook al zit er niet altijd krijt in. Het is uiterst zacht materiaal – eigenlijk laat een pastelkrijtje alleen maar wat poeder los.

Pastel wordt in heel veel kleuren geleverd omdat de kunstenaar de kleuren niet zelf kan mengen. Hij kan wel verschillende kleurlagen aanbrengen die in elkaar overvloeien en die met een vinger of een z.g. doezelaar uitgewreven kunnen worden. Pastel hecht zich vrij moeilijk aan de ondergrond; bij het minste of geringste kan er poeder loskomen. Daarom is het gebruik van papier met een structuur waaraan de krijtdeeltjes zich goed kunnen hechten heel belangrijk. Vaak worden de pastels met een fixatief bespoten wat wel een nadelig effect op de kleur kan hebben. Pastels zijn bijzonder kwetsbaar en worden daarom altijd van een passend passe-partout en glas voorzien.

Populair pastel

De waardering voor het pastel nam vooral toe in de zeventiende en achttiende eeuw. Vooral bij de adel en aristocratie die zich graag met het delicate materiaal lieten portretteren. De fluweelachtige zachtheid en de schitterende, subtiele kleuren van het pastel pasten perfect bij de uitstraling van hun klasse en sloten naadloos aan bij de luchtigheid, sierlijkheid en speelsheid van de heersende rococo-esthetiek. Alleen al in Parijs werkten rond 1750 ongeveer 2500 kunstenaars met pastel. Voor hun opdrachten waren zij veel onderweg.

Ten opzichte van de schilders had een pastelkunstenaar een groot voordeel: hij had alleen maar een paar dozijn krijtjes mee te nemen en hoefde geen rekening te houden met een droogproces van de verf! In een zitting kon hij al heel wat doen – het pastel was veel minder arbeidsintensief dan een olieverfschilderij en de prijzen lagen vaak even hoog. Of het nu impressionisme, fauvisme, surrealisme, abstracte of figuratieve kunst is – vanaf de negentiende eeuw tot op de dag van vandaag wordt er nog steeds volop geëxperimenteerd met materiaal en techniek.

Zelfportret van Rosalba Carriera met in haar hand een portret van haar zuster (pastel, 1715)
Zelfportret van Rosalba Carriera met in haar hand een portret van haar zuster (pastel, 1715)

Vrouw in een mannenwereld

Kunst was in het verleden vooral een mannenzaak maar het was een vrouw die van het pastel een echte kunstvorm wist te maken. De Venetiaanse Rosalba Carriera (1675 – 1757) was een absoluut fenomeen in haar tijd. Zij was oorspronkelijk opgeleid als miniatuurschilder maar toen zij eenmaal haar ware roeping in het pastel had gevonden, stroomden de opdrachten binnen. Na het overlijden van haar vader zag zij zich gedwongen om haar moeder en haar twee jongere zusjes te onderhouden en als jonge, ongetrouwde vrouw reisde zij – rond 1720 – met haar familie door heel Europa.

De portretten van haar welgestelde en invloedrijke clientèle met hun kostbare juwelen, elegante kleren, modieuze kapsels en voorname uitstraling waren van een uitzonderlijke kwaliteit en vonden gretig aftrek – er werden letterlijk vorstelijke bedragen voor betaald! Haar succesvolle carrière werd overschaduwd door tragiek. Haar moeder en haar jongste zusje – die haar assisteerde bij haar werkzaamheden – stierven een jaar na elkaar in 1737 en 1738 en Rosalba Carriera zelf kreeg een oogziekte. Tweemaal werd de kunstenares geopereerd maar dat kon niet verhinderen dat zij de laatste elf jaar van haar leven volkomen blind was.

Zelfportret van Rosalba Carriera als 'Winter' (pastel, 1730 of 1731. Foto: Gemäldegalerie Alte Meister)
Zelfportret van Rosalba Carriera als ‘Winter’ (pastel, 1730 of 1731. Foto: Gemäldegalerie Alte Meister)

Carriera in Dresden

Frederick August II – keurvorst van Saksen – was zo enthousiast dat hij tientallen werken van haar kocht en deze vormen de basis van de huidige collectie in de Gemäldegalerie Alte Meister. In een klein kabinet – ter ere van haar ook wel de Carrierastrasse genoemd – hangen haar portretten. Daar staan we op ooghoogte met de fine fleur en high society van Europa. Verfijndheid, koelheid en raffinement stralen ons tegemoet maar bij langer kijken zien wij ook de kwetsbaarheid en gevoeligheid van mensen die leven in een geprivilegieerde wereld. Het zelfportret van Rosalba Carriera als oudere vrouw – Winter getiteld – neemt natuurlijk een aparte plek in de collectie in. Wij zien de gevierde kunstenares zoals zij zichzelf zag: een zelfbewuste, niet geflatteerde, sympathieke vrouw op leeftijd die weet waar zij voor staat.

Op eenzame hoogte

Rosalba Carriera was en bleef een talent op eenzame hoogte en kende helaas geen vrouwelijke opvolgers – het waren de mannen die haar plaats innamen. Een van haar leerlingen – Jean-Etienne Liotard (1707-1789) – zou samen met Quentin de la Tour (1704-1788) en Jean-Baptiste Perroneau uitgroeien tot de bekendste pastelkunstenaars van de achttiende eeuw. In Dresden hangt Liotards beroemde pastel Het chocolademeisje – een bijna realistisch fotoportret. Haar jurk, haar fijne gezichtje, het licht dat in het glas water valt, het dienblaadje met het fraaie porseleinen kopje – het lijkt net een zeventiende-eeuws Hollands genrestukje. Dit keer geen aristocratische finesse maar burgerlijke deugdzaamheid!

Het chocolademeisje (Jean-Étienne Liotard, ca. 1743-44. Foto: Gemäldegalerie Alte Meister)
Het chocolademeisje (Jean-Étienne Liotard, ca. 1743-44. Foto: Gemäldegalerie Alte Meister)

‘Het is een van de allermooiste pastels ooit gemaakt’, luidde de lovende kritiek uit zijn tijd. Het waren de woorden van niemand minder dan Rosalba Carriera – de pastelkoningin – die de toekomst van haar geliefde medium verzekerd zag.

Bauhaus – een bijzondere kunstacademie

Bauhaus. Het is een term die velen weleens gehoord zullen hebben, maar wat het precies inhoudt is vaak wat onduidelijk. De eerste associatie is architectuur, maar Bauhaus ging veel verder dan dat. Het belichaamde een nieuw ideaal in de kunsten. Niet alleen architectuur, ook meubels en gebruiksvoorwerpen én kunstvormen als toneel en dans volgden de uitgangspunten van de stroming.

Bauhaus is een statement dat onmiddellijk associaties oproept met begrippen als vernieuwing, sociale vooruitgang, creatieve vrijheid en grootse ambities. Na de Eerste Wereldoorlog zette een jonge generatie kunstenaars zich in voor een nieuwe kunst, voor een nieuwe tijd. Het Bauhaus – opgericht in 1919 in Weimar door de architect Walter Gropius – werd het opleidingsinstituut voor beeldend kunstenaars, architecten en ambachtslieden waar deze idealen letterlijk vorm kregen.

Walter Gropius, grondlegger van Bauhaus
Walter Gropius, grondlegger van Bauhaus

Vernieuwende methode

Het is Gropius’ grote verdienste geweest om in het lesprogramma kunst, ambachtelijke techniek en industrie samen te brengen en te verbinden. Dat gebeurde in zowel theorie als praktijk. Hiermee verdween de traditionele hiërarchie tussen de kunstdisciplines. Ook de oude lesmethoden veranderden: studenten werden vooral gestimuleerd om hun eigen individuele mogelijkheden te ontdekken en te experimenteren met de meest uiteenlopende materialen.

Bauhaus was uiterst sociaal geëngageerd: goede architectuur en design moest niet alleen voor een elite bereikbaar zijn maar voor iedereen, voor de massa, en dus werd betaalbaarheid een belangrijk item. Goede architectuur betekende woningen met open, lichte en zonnige ruimtes – makkelijk te vervaardigen met moderne bouwtechnieken en moderne materialen. De functie van het gebouw en van het object ging de vorm ervan bepalen. Om objecten gemakkelijker te reproduceren werd deze vorm eenvoudig, strak en ingetogen: de nieuwe esthetiek van het moderne functionalisme was geboren.

Moeizame start

De eerste Bauhaus-producten werden niet bepaald met veel enthousiasme onthaald – de conservatieve burgerij vond ze veel te koel en ook de nieuwe architectuur kon nog niet op veel bijval rekenen. De sociaal-democratische ideeën werden beoordeeld als te progressief en het gedrag van de studenten in Weimar als te provocerend. En al die wilde feesten tot diep in de nacht – het kon echt niet door de beugel!

Het hoofdgebouw van Bauhaus in Dessau
Het hoofdgebouw van Bauhaus in Dessau

Het Bauhaus sloot in Weimar de deuren en verhuisde in 1925 naar Dessau waar Walter Gropius een compleet nieuw gebouw ontwierp voor de opleiding dat volledig beantwoordde aan de Bauhaus ideologie. Het lesprogramma werd uitgebreid met vakken als fotografie, weven, reclame, grafische vormgeving, theatertechniek en toneel.

Klinkende namen

Veel klinkende namen zijn voor kortere of langere tijd aan het Bauhaus verbonden geweest. De excentrieke Johannes Itten – die zijn lessen begon met bewegingsleer en ademhalingsoefeningen om zijn leerlingen te laten ontspannen – en Josef Albers waren autoriteiten op het gebied van kunstonderwijs en kleurentheorie. Wassily Kandinsky en Paul Klee behoorden tot de pioniers van de moderne schilderkunst.

Fruitschaal ontworpen door Josef Albers, 1923

Oskar Schlemmer wist furore te maken met zijn zogenaamde Triadisch Ballet – een ballet waarin de dansers gekleed waren in zware kostuums met zeer elementaire en geometrische vormen die hun bewegingen als het ware abstract maakten. Veel verder weg van klassieke dans kon je niet raken. Laszlo Moholy-Nagy introduceerde fotografie en film – met licht als essentieel onderdeel – als het nieuwe medium van zijn tijd.

De jaren in Dessau vormden een onbetwist hoogtepunt in de geschiedenis van het Bauhaus. Het gebouw is inmiddels een iconische plek geworden waar die ongebreidelde energie van al dat creatief talent nog zo navoelbaar is. De ateliers van Kandinsky en Klee – die eenvoudige, onopgesmukte ruimtes waar zoveel meesterwerken zijn ontstaan – het is het betreden van heilige grond! De Bauhaus-kunstenaars wisten elkaar op scherp te stellen maar er waren ook conflicten, felle discussies en meningsverschillen. De onvermijdelijke ruzies waren de oorzaak dat sommigen vertrokken.

Een typisch Bauhaus-interieur, met stoelen ontworpen door Marcel Breuer

Het doek valt…

De politieke koers van de jaren dertig van de vorige eeuw maakte abrupt een einde aan alles waar Bauhaus voor stond. De opleiding werd nog voor korte tijd in 1932 naar Berlijn verplaatst maar de nazi’s waren van mening dat er aan het Bauhaus Entartete Kunst werd onderwezen en daarmee viel het doek in 1933 voorgoed. Veel kunstenaars weken uit naar Amerika waar zij het gedachtegoed van Bauhaus wisten uit te dragen.

Bauhaus en … Ikea en Hema

De idealen van Bauhaus – een eenvoudig, strakke , betaalbare vormgeving voor iedereen met gebruikmaking van nieuwe technieken en materialen – zijn vandaag de dag nog springlevend. Het IKEA concern bijvoorbeeld – en ook de HEMA – houden kwalitatief design voor de massa hoog in het vaandel. Het is een groot eerbetoon aan het Bauhaus dat dagelijks miljoenen mensen op de wereld zich omringen met objecten die qua vorm en productie zijn geïnspireerd op de idealen van deze uitzonderlijke kunstopleiding.

Festivals: Glyndebourne Operafestival

Je moet het eens in je leven meegemaakt hebben – het Glyndebourne Operafestival in Sussex! De setting is uniek: het statige landhuis met het theater wordt omlijst door prachtige tuinen en uitgestrekte gazons. En elegant geklede bezoekers flaneren met het glas in de hand of nippen aan hun kopje thee. De schapen kijken rustig toe hoe de picknickmandjes worden uitgepakt!

Picknick, Glyndebourne
De traditionele picknick tijdens de pauze van het Glyndebourne Operafestival

Glyndebourne is terug in de tijd, is voor even toeven in het 19e-eeuwse Victoriaanse Engeland! Hier geniet men – ver van de drukte van de stad – van de natuur, de rust, van het zien en gezien worden en natuurlijk van het hoge niveau van de opera’s!

Waar ik zelf altijd weer naar uitkijk op de Glyndebourne-reis is het bezoek aan Charleston House and Gardens – de genius loci van de Bloomsbury- groep. Deze jonge groep intellectuelen en kunstenaars – die volwassen werden op de drempel van de 20e eeuw – wilden het Victoriaanse Engeland liefst zo snel mogelijk vergeten!

Bloomsbury: onconventioneel en ongekend creatief

In het huis van Vanessa Bell en Duncan Grant wordt Bloomsbury tot leven gewekt. Aan de muren hangen hun vernieuwende kunstwerken en in veel kamers staan zelfgemaakte meubelen en voorwerpen. Hier broedde Maynard Keynes op zijn spraakmakende economische theorieën, schreef Roger Fry lovende kritieken over de moderne kunstbewegingen en werkte Virginia Woolf aan haar stream of consciousness-techniek die haar tot een beroemd schrijfster zou maken. Overal voel je hun aanwezigheid en hoor je hun discussies en verhitte debatten over de komende, nieuwe tijd waarin zij een rol van betekenis wilden spelen. Dit huis was getuige van Bloomsbury’s onconventionele levensstijl, ongekende creativiteit en intrigerende liefdesaffaires.

Studio van Duncan Grant in Charleston House
Studio van Duncan Grant in Charleston House

Glyndebourne en Charleston House zijn voor mij twee iconische plekken – voor altijd in mijn hart gesloten.