(09 mei 1857 - 16 december 1919)
De Illicasylaben
Als klein jongetje liep Illica weg van huis, naar de zee. Na heel wat omzwervingen kwam hij rond 1880 in Milaan terecht. Nu zijn woelige jaren voorbij waren, kon hij zich met de literatuur gaan bezig houden. In 1889 schreef hij zijn eerste libretto en spoedig daarna kwam hij in contact met Puccini, op aanraden overigens van Leoncavallo. Zijn eerste opdracht was het afronden van het libretto voor Manon Lescaut. Omdat grote delen van Domenico Oliva's werk intact bleven, zag Illica af van een naamsvermelding op de partituur. Maar de samenwerking met Puccini bleek naar meer te smaken. Samen met Giacosa was Illica verantwoordelijk voor de drie grote opera's van Puccin: La bohème, Tosca, Madama Butterfly. Toen Giacosa in 1906 overleed, gaf Puccini Illica wel de opdracht voor het libretto van Maria Antonietta maar de opera is er nooit gekomen. Het leidde uiteindelijk tot een definitieve breuk tussen Illica en Puccini.
Illicia heeft in totaal zo'n 35 libretti op zijn naam staan. Hij schreef makkelijk in diverse stijlen: veristisch aandoende libretti, historische drama's, libretti met elementen uit de commedia dell'arte, etc. En hoewel de libretti in literair opzicht misschien niet van de allerhoogste kwaliteit zijn, waren ze uitermate geschikt voor het toneel.
Illica ontwikkelde graag zelf zijn plots, zoals hij bijvoorbeeld voor Andrea Chenier van Giordano deed. In samenwerking met Giacosa liet hij het op vers zetten van het libretto dan ook graag aan zijn collega over. Zijn sterke kant lag in het schrijven van zogenaamde "dynamische ensembles": scènes waarin de actie voortdurend voortgaat, zoals in de beroemde Café Momus-scène in La bohème. Daarbij wist Illica het rigide metrum dat in de Italiaanse opera gebruikelijk was, te doorbreken. Zinnen van onregelmatige lengte was een novum in die tijd, maar ze pasten wel beter bij de heersende muziekstijl. "Illicasillabi" noemde Giacosa dergelijk zinnen liefkozend.