(02 maart 1900 - 03 april 1950)
Kurt Julian Weill werd als derde van vier kinderen geboren in een Joodse familie In Dessau. In 1918 ging hij studeren aan de Hochschule für Musik in Berlijn, waar hij onder meer les had van de componist Humperdinck. In 1920 werd hij leerling van Busoni, die aan de Preussische Akademie der Kunste doceerde. In 1926 beleefde Weills eerste opera Der Protagonist zijn première. Voor het muziekfestival in Baden-Baden schreef hij in 1927 een eenakter. Op zijn zoektocht naar een libretto kwam hij in aanraking met Bertold Brecht. Een gevolg van hun samenwerking was Das kleine Mahagonny, waarin Lotte Lenya zong. Dit zangspel zou in 1930 als basis dienen voor de grotere opera Aufstieg und Fall der Stadt Mahagonny. Voor de opening van het Theater am Schiffbauerdamm in Berlijn in 1929 werd Weill door Brecht gevraagd om muziek te componeren bij zijn Dreigroschenoper. De combinatie Brecht-Weill werd hiermee in een klap wereldberoemd.
Na de machtsovername in 1933 vertrok Weill met Lotte Lenya direct naar Parijs, waar hij (op tekst van Brecht) muziek schreef voor Die Sieben Todsünden, een ballet met zang voor sopraan en mannenkwartet. Het stuk werd geschreven in opdracht van het Théatre des Champs-Elysées en ging in première in Parijs in de zomer van 1933. Het symbolische en cynische theaterstuk gaat over een familie in Louisiana die Anna, de dochter des huizes, erop uitstuurt om geld te verdienen voor het kleine huis waar de familie wil gaan wonen. De hoofdrol, op het lijf geschreven van Lotte Lenya, bestaat uit twee 'personen', waarbij de brave Anna van haar doortrapte 'zuster' leert om met hoeren en snoeren rijk te worden. De twee tenoren en twee bassen spelen een diffuus gezin (vader, moeder en twee broers) die voortdurend een hypocriete moraal bepleiten om dat kleine huis maar te kunnen financieren: Wer den Unrecht in den Arm fällt, den will man nirgends haben, und wer über die Roheit in Zorn gerät, der lasse sich gleich begraben! Weill trok alle variétéeffecten uit de kast om een komisch, overdreven sentimenteel effect te bereiken, waarbij menige traan wordt weggepinkt bij de teloorgang van het fatsoen. Het ballet had veel succes in de jaren dertig; uiteraard mocht het in het nazistische Duitsland niet worden opgevoerd.
De componist Weill wordt vandaag de dag nog steeds boeiend gevonden, omdat hij één van de weinige componisten is die een hedendaagse opera toegankelijk weet te houden zonder platte commercie. Zijn muziek zweeft tussen mysterie en herkenbaarheid, tussen humor en ernst, tussen naïviteit en cynisme. In 1935 emigreerde Weill naar New York, waar inmiddels ook Brecht terecht was gekomen. Daar zou hij tot zijn dood werkzaam blijven.
Die sieben Todsünden, met Lotte Lenya