(28 mei 1883 - 05 juni 1944)
Riccardi Zandonai werd geboren in Rovereto in 1883. Toen hij elf jaar oud was begon hij zijn muziekstudies aan de Scuola Musicale di Rovereto bij Vincenzo Gianferrari. Van 1898 tot 1901 was hij een leerling van onder andere Pietro Mascagni aan het Liceo Musicale "Rossini" di Pesaro. Toen hij begon met zijn studie in Pesaro, werd zijn leraar Mascagni niet meer beschouwd als erfgenaam van de troon van Giuseppe Verdi. Die plaats was inmiddels ingenomen door Puccini. Al snel richtte zijn interesse zich op muziektheater en toen hij 24 was schreef hij twee opera's.
Hij was de laatste in de lijn operacomponisten van het Italiaanse verisme, die de componisten Franco Alfano, Arrigo Boito, Alfredo Catalani, Francesco Cilea, Umberto Giordano, Pietro Mascagni en Giacomo Puccini omvatten. Hij trouwde met de sopraan Tarquinia Tarquini (1883 - 1976). Zijn fantasierijke maar hoofdzakelijk traditionele kijk op muziektheater had weinig gemeen met die van zijn progressieve tijdgenoten als Gian Francesco Malipiero en Ildebrando Pizzetti.
Zandonai's operacarrière kwam pas op gang toen de beroemde componist en librettist Arrigo Boito hem introduceerde bij Giulio Ricordi, een uitgever wiens invloed ten aanzien van de operahuizen in Italië ongeëvenaard was. In 1911 schreef hij de opera Conchita, die redelijk succesvol werd. Zijn internationale reputatie werd gevestigd in 1914 door de opera Francesca da Rimini dat, met meer dan tweehonderd opvoeringen in twintig landen, zijn bekendste werk bleef.
In 1939 werd hij directeur van het Liceo Rossini in Pesaro. Naast opera's schreef hij kerkmuziek en een aantal concerten, onder andere voor viool, cello en fluit.
Zandonai’s muziek is moeilijk te omschrijven, aanvankelijk zijn vooral de invloeden van Puccini en Mascagni terug te vinden. Na 1910, toen hij op advies van zijn uitgever Ricordi naar Spanje afreisde om de lokale kleur en atmosfeer op te snuiven voor zijn de opera Conchita, veranderde zijn stijl onder invloed van Claude Debussy en Richard Strauss. Dit vertaalde zich vooral in een rijkere vorm van orkestratie. Zijn latere werken hadden meer eenvoud en originaliteit, zoals zijn werk La farsa amorosa, gebaseerd op hetzelfde verhaal als El Sombrero de tres picos van Manuel de Falla. Hij behoorde tot de groep Italiaanse componisten die bekend stond als de Generazione dell’80.
Mirella Freni zingt "Paolo, datemi pace!" uit Francesca da Rimini