Wat is toch het noodlottig verschijnsel dat in sommige tijden zijn schaduwen spreidt over de schoonheid?
Gerard von Brucken Fock: componist, kunstenaar, muziekcriticus en vooral een vat vol tegenstrijdigheden. Zelf vond hij dat hij juist een lege ton moest worden, maar dat was tijdens een van zijn manische periodes van geloofsovertuiging. De muziekpers waardeerde zijn pianowerk maar wachtte zijn leven lang op het grote gebaar dat niet leek te komen en brak vervolgens zijn werk af, toen hij uiteindelijk wel met een symfonie en een opera kwam. Zie hier hoe Von Brucken Fock gemangeld werd, gemangeld tussen zijn eigen ambities en geloofsovertuigingen, gemangeld tussen de kaken van de muziekpers. Gek genoeg werd zijn werk toch wel regelmatig uitgevoerd tijdens zijn leven, maar verdween hij na zijn dood in de vergetelheid.
Het leven begon voor Gerard von Brucken Fock in 1859 op Walcheren. Hij had al drie oudere broers. De oudste, ‘een vroegkomertje’, stelde op basis van wat onduidelijke argumenten dat de familie eigenlijk tot de adelstand behoorde. In 1863 kreeg dit per koninklijk besluit zijn beslag, waarmee de familie Fock voortaan Von Brucken Fock heette. Maar goed beschouwd kwam de aristocratie via de vrouwelijke lijn de familie binnen.
Gerard von Brucken Fock toonde al vroeg zijn muzikale en tekenkundige talenten, maar echt onderkend werden ze niet. Hier ligt misschien ook wel de bron voor de onzekerheid waaronder hij zijn leven lang gebukt ging. Zijn ouders zagen vooral het talent van zijn broer Emile. Als de kleine Gerard – op weg naar een kostschool omdat hij ‘verbeterd’ moest worden – in Amsterdam de show steelt met een avond piano spelen, zegt vader von Brucken Fock rustig ‘O, maar dan moest u eens mijn andere zoon Emile horen, dat is nog eens heel wat anders.’
Een leven als kunstenaar of als musicus? Na de middelbare school koos Von Brucken Fock in eerste instantie vol overtuiging voor de muziek en toog naar Utrecht en Berlijn voor verdere studie, waar hij overigens niet al te serieus mee bezig was. Waarom zoveel moeite doen en contrapunt schrijven op een koraalmelodie? Waarom niet meteen op een eigen melodie? Hij zou er alleen maar door ‘verdorren en uitdrogen’. Kritiek krijgen en doorstuderen bleken niet zijn sterkste eigenschappen te zijn. Hij wisselde gedurig van leraar en was met de regelmaat van de klok weer in Nederland te vinden. Onderwijl componeerde hij aan de lopende band.
Bovendien bleek Von Brucken Fock nog een talent te hebben: een messcherpe pen, jarenlang schreef hij voor diverse kranten en dreef de spot met zaken waar hij niet van hield. Zo schreef hij over het dorp Buiksloot een gefingeerde reisbeschrijving in de trant van de toen populaire reisgids Baedeker: ‘Ik houd niet van beschrijvingen als: Buiksloot, in ‘t jaar 176 n.C. gesticht door Keizer Piet III, 150 m. boven de Noordzee gelegen …. bezit ongeveer vier museums, waarvan ’t eerste in niet vast te stellen stijl is gebouwd, 183 m. lang (volgens sommigen 184 m.) en 73 m. breed en – wat een architectonische merkwaardigheid genoemd mag worden – geen hoogte bezit …. ‘
Maar ook over zichzelf was hij in zijn jonge jaren zelden serieus. Zo was hij bezig ‘een fuga in elkaar te zetten’, toen hij Julius Röntgen voor het eerst ontmoette. Julius Röntgen zou zich zijn leven lang voor hem beijveren. Hij speelde Von Bruckens Focks pianomuziek zelfs voor bij Grieg, wat Von Brucken Fock zijn bijnaam opleverde. Grieg zag wel wat in de zijn pianomuziek, ‘Hollandse Chopin’ noemde hij Von Brucken Fock. Röntgen toog ook naar Duitsland om er pianorollen met muziek van zijn vriend in te spelen.
Maar behalve een gebrek aan zelfvertrouwen had Von Brucken Fock ook weinig zitvlees. Zodra er meer van hem verwacht werd, werd hij onzeker en nam hij de benen. Net getrouwd liet hij zich meeslepen door Ibsens opvattingen over de beperkingen die het huwelijk oplegden en even later door Tolstoj. Hij geeft de bank opdracht al zijn geld weg te geven en trekt naar Leipzig om daar zijn leven te geven aan de kunst. Al snel blijkt het leven zonder geld toch niet zo eenvoudig en keert het echtpaar terug naar Nederland, waar – o wonder – de bank het familiekapitaal nog niet heeft weggegeven.
Moest Von Brucken Fock dan niet iets ‘nuttigs’ gaan doen? Hij besluit boer te worden, en gaat in Zeeland op stage op een boerenbedrijf. Maar in plaats van te schoffelen probeert hij boerenknechten ervan te overtuigen dat ze uitgebuit worden. En als hij zich bezeert aan de zeis, haast hij zich terug naar zijn vrouw om te herstellen. Hij probeert het nog een tweede keer, en denkt de zaken dan beter aangepakt te hebben door niet in zijn ‘zomerpakje’ te komen boeren, maar in een speciaal voor hem gemaakte boerenkiel. Het werkt niet, Von Brucken Fock vlucht terug naar de stad, met een massa nieuwe indrukken die verwerkt worden in muziek. Bij het Leger des Heils houdt hij het langer uit. Pas als zijn vrouw Marie ziek wordt, begrijpt hij dat zich van de entourage van Catherine Booth-Clibborn, de voorvrouw van het Leger des Heils in Frankrijk en Zwitserland, moet losweken. Direct daarna barst hij van de creativiteit. Maar telkens steekt de onzekerheid de kop op en vlucht Von Brucken Fock in een nieuwe obsessie. Marie heeft inmiddels de clou gevonden: als Von Brucken Fock zich totaal dreigt te verliezen, wordt zij ziek en keert haar echtgenoot terug op het honk, terug naar de muziek en de beeldende kunst.
De enig constante factor tijdens alle omzwervingen van het echtpaar Von Brucken Fock lijkt het schrijven te zijn geweest. Zijn behoefte aan schrijven heeft Von Brucken Fock ten volle benut in diverse zeer uitgebreide autobiografische documenten. Die documenten vormen de basis voor een uitgebreide biografie over de componist, kunstenaar en schrijver door Eric Matser. In het Zeeuws Archief vond Matser zeven schriften Levensherinneringen waaruit hij uitgebreid citeert, hetgeen een groot genoegen is. Von Brucken Fock heeft het wellicht niet altijd bij het rechte eind, maar schrijft onderhoudend en met een scherp oog voor detail.
En zijn muziek? Het is jammer dat de muziekkritiek zo hardvochtig lijkt te zijn geweest, maar misschien – en dat concludeert Von Brucken Fock zelf ook aan het eind van zijn leven – was het kortere pianowerk het meest aan hem besteed. In zijn laatste jaren schreef hij maar liefst 152 preludes voor piano, deze vormen samen met zijn vroegere werk voor piano een mooi ‘mer à boire’. En voor wie ze spelen wil, een formidabele techniek en grote handen zijn vereist!
Met de biografie De Hollandse Chopin schreef Matser een verhaal over een man wiens geschiedenis beslist een plaats verdient in de Nederlandse muziek en geeft hij bovendien een prachtig beeld van het muziekleven aan het eind van de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw: Brahms, Grieg, Röntgen, Mengelberg, Diepenbrock, Vermeulen, Pijper. Von Brucken Fock kende ze allemaal en zij kenden hem. Vooral met de laatsten had Von Brucken Fock een moeizame verhouding. Matser brengt dat in deze boeiende zij het soms niet heel soepel geschreven biografie uitgebreid aan bod. En daarmee krijgt het motto van het boek ‘Wat is toch het noodlottig verschijnsel dat in sommige tijden zijn schaduwen spreidt over de schoonheid?‘ – een uitspraak van Hendrik Andriessen over het oeuvre van Von Brucken Fock – zijn duiding.